ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- A.J. Schaap
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor persoonlijke verzorging onder de AWBZ en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 mei 2010, waarin de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar van 30 juli 2009 zijn bevestigd. De appellant, A. te B., had bezwaar gemaakt tegen de indicatie voor persoonlijke verzorging die was vastgesteld op 4 tot 6,9 uur per week (klasse 3) voor de periode van 24 december 2008 tot en met 23 december 2013. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht de beslissing van het CIZ heeft gehandhaafd, ondanks de bezwaren van de appellant over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek.
De Raad stelt vast dat er een huisbezoek heeft plaatsgevonden en dat de adviserend arts beschikte over actuele informatie van zowel de huisarts als de behandelend specialist van de appellant. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was, aangezien de adviserend arts op basis van de beschikbare informatie kon besluiten om een eigen lichamelijk onderzoek achterwege te laten. De Raad wijst erop dat de appellant geen handklachten heeft gemeld tijdens zijn aanvraag of het huisbezoek, en dat er geen aanwijzingen waren voor dergelijke klachten in de medische informatie die beschikbaar was voor de medisch adviseur.
De Raad concludeert dat, hoewel er enige onduidelijkheid bestaat over de afwijking van de beleidsregels voor ‘gedeeltelijk uitkleden’ en ‘gedeeltelijk aankleden’, dit niet leidt tot een vernietiging van het besluit van 30 juli 2009. De indicatie voor persoonlijke verzorging blijft binnen de bandbreedte van klasse 3, en de door de appellant gewenste indicatie voor het verzorgen van zijn nagels en het opzetten van het zuurstofmasker valt ook binnen deze klasse. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de beslissing is openbaar uitgesproken.