ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1183

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3301 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Ziektewet-uitkering op basis van niet-zwangerschapsgerelateerde arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet-uitkering aan appellante, die als schoenenverkoopster werkzaam was. Appellante ontving tot 1 mei 2009 een uitkering op basis van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) in verband met haar zwangerschap en bevalling. Na deze periode ontving zij een uitkering op grond van artikel 29a, vierde lid, van de Ziektewet (ZW) vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter vastgesteld dat de oorzaak van haar arbeidsongeschiktheid niet gerelateerd is aan zwangerschap of bevalling. Dit besluit is genomen na een rapportage van bezwaarverzekeringsarts R.A. Hollander, die concludeerde dat de IgA-nefropathie van appellante niet het gevolg was van haar zwangerschap.

De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts. Appellante heeft in hoger beroep het standpunt van het Uwv bestreden, waarbij zij aanvoerde dat de IgA-nefropathie zich voor het eerst tijdens haar zwangerschap had geopenbaard. Het Uwv heeft hierop gereageerd met aanvullende rapportages van de bezwaarverzekeringsarts.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat er geen medische gegevens zijn overgelegd die aantonen dat de IgA-nefropathie het gevolg is van de zwangerschap. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet gerelateerd is aan zwangerschap. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/3301 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 mei 2011, 11/94 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 februari 2013
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft een reactie gegeven op de nadere stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 januari 2013. Appellante is verschenen met haar echtgenoot. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante was werkzaam als schoenenverkoopster. In verband met zwangerschap en bevalling ontving zij tot 1 mei 2009 een uitkering ingevolge de Wet Arbeid en Zorg (WAZO). Aansluitend heeft zij vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten een uitkering ontvangen op grond van artikel 29a, vierde lid, van de Ziektewet (ZW).
1.2. Ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 17 september 2010, 10/1039, heeft het Uwv bij besluit op bezwaar van 29 november 2010 (bestreden besluit) appellante per 1 februari 2010 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de ZW en daarbij vastgesteld dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van appellante niet is gerelateerd aan zwangerschap en/of bevalling. Aan het bestreden besluit ligt een rapportage ten grondslag van bezwaarverzekeringsarts R.A. Hollander van 16 november 2010.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts waarop het Uwv zich baseert. Door appellante zijn geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat de bij haar geconstateerde nieraandoening (IgA-nefropathie) het gevolg is van de door haar doorgemaakte zwangerschap. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet gerelateerd is aan zwangerschap.
3.1. Evenals eerder in de procedure heeft appellante in hoger beroep het standpunt van het Uwv dat haar nieraandoening geen gevolg is van haar zwangerschap of bevalling bestreden. Het bevreemdt haar dat door het Uwv wordt uitgesloten dat haar aandoening komt door een zwangerschap nu de oorzaak van IgA-nefropathie niet bekend is. Appellante wijst er vervolgens op dat uit de overgelegde laboratoriumuitslagen blijkt dat de ziekte zich voor het eerste heeft geopenbaard tijdens haar zwangerschap.
3.2. Op deze gronden van appellante heeft het Uwv gereageerd met de rapportages van bezwaarverzekeringsarts Hollander van 22 juli 2011 en 7 oktober 2011.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. Op grond van artikel 29a, vierde lid, van de ZW, heeft de verzekerde, nadat het recht op uitkering ingevolge de WAZO is geëindigd, recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon, indien zij aansluitend ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.
4.2. Met de rechtbank wordt op grond van de beschikbare medische informatie geen aanleiding gezien om het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel te trekken. Niet bestreden is dat bij appellante de diagnose IgA-nefropathie is gesteld en dat deze aandoening zich tijdens de zwangerschap voor het eerst heeft geopenbaard. Uit hetgeen door appellante in beroep en in hoger beroep is aangevoerd en is overgelegd kan echter niet geconcludeerd worden dat de IgA-nefropathie is veroorzaakt door haar zwangerschap. Hieruit volgt dat het bestreden besluit op goede gronden berust en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) Z. Karekezi