ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1181

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6191 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van een taxichauffeuse in verband met rijvaardigheid en bijwerkingen van Cymbalta

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die als taxichauffeuse werkzaam was. Appellante meldde zich ziek op 9 juli 2010 en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Op 24 januari 2011 concludeerde verzekeringsarts E.R.K. Klompjan, na onderzoek en een expertise door psychiater C.J.F. Kemperman, dat appellante per 7 februari 2011 weer geschikt werd geacht voor haar werk. Het Uwv beëindigde daarop haar uitkering. Appellante ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op 1 maart 2011, onder verwijzing naar een rapport van bedrijfsarts J. Miedema, die concludeerde dat appellante in staat was lichte werkzaamheden te verrichten en dat er geen medische redenen waren om af te wijken van het eerdere oordeel.

De rechtbank Assen verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies goed gemotiveerd waren. Appellante had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt ondersteunden. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij door het gebruik van Cymbalta niet in staat was om te werken als taxichauffeuse. Het Uwv voerde aan dat appellante geen nieuwe medische informatie had gepresenteerd die haar claims onderbouwde.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe medische gegevens had ingediend die de eerdere conclusies over haar belastbaarheid op de datum in geding konden weerleggen. De Raad concludeerde dat de bijwerkingen van Cymbalta niet zodanig waren dat deze haar rijvaardigheid op de relevante datum in gevaar brachten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 februari 2013, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

11/6191 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 21 september 2011, 11/757 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 februari 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 januari 2013. Appellante is verschenen met haar echtgenoot. Het Uwv is met bericht niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Hier wordt volstaan met het volgende.
1.2. Appellante was werkzaam als taxichauffeuse. Vanuit de situatie dat zij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontving heeft zij zich op 9 juli 2010 ziek gemeld. Op grond van de bevindingen van verzekeringsarts E.R.K. Klompjan, neergelegd in diens rapportage van 24 januari 2011 en de op verzoek van Klompjan uitgebrachte expertise door psychiater C.J.F. Kemperman van 9 december 2010, heeft het Uwv bij besluit van 24 januari 2011 appellantes uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) per 7 februari 2011 beëindigd, aangezien zij per die datum weer geschikt werd geacht om haar werk te doen.
1.3. Bij besluit van 1 maart 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 januari 2011 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapportage van bedrijfsarts, afdeling bezwaar en beroep, J. Miedema van 22 februari 2011 ten grondslag. Deze arts heeft het dossier bestudeerd en appellante onderzocht bij het spreekuur op 22 februari 2011. Bedrijfsarts Miedema heeft in zijn rapportage aangegeven dat appellante met haar lichamelijke klachten in staat moet worden geacht lichte werkzaamheden, zoals die van taxichauffeuse, te verrichten. Gelet op de bevindingen van psychiater Kemperman is geen sprake van psychopathologie en derhalve ook geen sprake van een verminderde belastbaarheid op dit gebied. Met betrekking tot het medicijngebruik, dat door appellante is aangevoerd als reden om niet te kunnen autorijden, merkt de bedrijfsarts op dat het de vraag is of de genoemde medicatie nog te handhaven is, gezien het feit dat psychiater Kemperman aangeeft dat er geen diagnose is te stellen op psychologisch/psychiatrisch gebied. Daarnaast komt uit de CBR-richtlijnen naar voren dat deze groep medicijnen vrijwel geen invloed heeft op de rijvaardigheid, aldus de bedrijfsarts. Vervolgens komt de bedrijfsarts tot de conclusie dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsgeneeskundigen van het Uwv met de vereiste zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden en dat de conclusies inzichtelijk zijn gemotiveerd. De verzekeringsgeneeskundigen hebben de informatie van de medische expertise van psychiater Kemperman en de door appellante naar voren gebrachte bijwerkingen van het medicijn Cymbalta in hun beoordeling betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat de beperkingen van appellante per 7 februari 2011 onjuist zijn ingeschat.
3.1. In hoger beroep heeft appellante (samengevat) aangevoerd dat zij niet in staat is te werken als taxichauffeuse terwijl zij het medicijn Cymbalte gebruikt. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij de bijsluiter bij het medicijn Cymbalta overgelegd en gewezen op in beroep overgelegde informatie van de Landelijke Vereniging van Apothekers KNMP, waarin vermeld is dat bepaalde bijwerkingen kunnen optreden.
3.2. Het Uwv heeft in verweer naar voren gebracht dat appellante geen nieuwe medische gegevens naar voren heeft gebracht waaruit ondubbelzinnig blijkt, dat de in de overgelegde informatie en bijsluiter genoemde effecten (vooral slaperigheid en duizeligheid) ook op appellante van toepassing zijn en in welke mate dat het geval is dan wel of die symptomen zich op de datum in geding ook daadwerkelijk manifesteerden. Gewezen is op de rapportages van bedrijfsarts Miedema van 22 februari 2011 en 17 mei 2011, waarin de rijvaardigheid van appellante in relatie tot het gebruik van het middel Cymbalta is besproken.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. In hoger beroep is door appellante geen (nieuwe) medische informatie naar voren gebra cht die leidt tot het oordeel dat de belastbaarheid van haar op de datum in geding niet juist is vastgesteld. Niet gebleken is dat de in de overgelegde stukken genoemde bijwerkingen die zich kunnen voordoen, zich daadwerkelijk op de datum in geding bij appellante hebben voorgedaan en wel zodanig dat haar belastbaarheid in relevante mate zou zijn overschat.
4.2. Uit hetgeen in 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) Z. Karekezi