ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1180

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1761 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek zonder nieuwe medische informatie

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die tot 1 oktober 2009 als kraanmachinist werkte. Appellant meldde zich op 6 april 2011 ziek vanwege anale klachten en ontving een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 28 juni 2011, omdat appellant weer geschikt werd geacht voor zijn werk, gebaseerd op een rapport van verzekeringsarts J.V.M. Pluymaekers. Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 6 september 2011, met rapportages van bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij en bezwaararbeidsdeskundige C.P.M. Harren als onderbouwing.

De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellant tegen het Uwv-besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de hersteldverklaring van appellant in twijfel te trekken. Appellant had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn belastbaarheid op de datum in geding zou onderbouwen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten en stelde dat zijn medische situatie na 28 juni 2011 anders was dan het Uwv had ingeschat.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. Er was geen nieuwe medische informatie die de eerdere beoordeling van de belastbaarheid van appellant op 28 juni 2011 zou kunnen weerleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor toepassing van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

12/1761 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 21 maart 2012, 11/1544 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 februari 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. Grégoire, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 januari 2013. Appellant is met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was tot 1 oktober 2009 werkzaam als kraanmachinist. Vanuit de situatie dat hij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontving heeft hij zich op 6 april 2011 ziek gemeld vanwege (onder meer) anale klachten. Aansluitend is aan hem een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 27 juni 2011 heeft het Uwv appellants ZW-uitkering per 28 juni 2011 beëindigd omdat hij per die datum weer geschikt was om zijn werk te doen. Aan dit besluit ligt een rapportage van verzekeringsarts J.V.M. Pluymaekers van 27 juni 2011 ten grondslag.
1.2. Bij besluit van 6 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 27 juni 2011 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapportages van bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij en van bezwaararbeidsdeskundige bezwaar en beroep C.P.M. Harren ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in hetgeen appellant heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding gezien om het medisch onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan de hersteldverklaring van appellant onvoldoende zorgvuldig of onjuist te achten. Appellant is gezien door verzekeringsarts Pluymaekers en bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij. Voorafgaande aan de hoorzitting is door arbeidsdeskundige Harren nog een werkplek onderzoek verricht. De beide verzekeringsartsen hebben dossierstudie verricht, aandacht besteed aan de beschikbare informatie van de behandelend sector (huisarts en chirurg) en appellant gezien. Beide artsen zijn tot de conclusie gekomen dat appellant gezien zijn klachten arbeidsgeschikt is voor zijn arbeid. Naar aanleiding van de door appellant ingebrachte medische informatie met betrekking tot een operatieve ingreep die hij op 6 september 2011 heeft ondergaan, als gevolg waarvan hij weer een ZW-uitkering ontving, heeft de rechtbank zich geschaard achter het standpunt van bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij dat er bij de primaire beoordeling en de heroverweging zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden en dat een ontwikkeling in de medische situatie van appellant drie maanden na de datum in geding niet tot een ander oordeel kan leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft bepaald dat appellant met ingang van 28 juni 2011 weer in staat kon worden geacht de maatgevende arbeid te verrichten.
3.1. In hoger beroep heeft appellant verwezen naar hetgeen hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Er was na 28 juni 2011 sprake van een doorlopend klachtenpatroon, ziektebeeld en behandelingen. Door de vervolgbehandeling en operatie in september 2011 werd duidelijk dat de situatie eind juni 2011 anders was dan door het Uwv ingeschat.
3.2. Het Uwv heeft in verweer gemotiveerd verzocht tot bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. In hoger beroep is door appellant geen (nieuwe) medische informatie naar voren gebracht die leidt tot het oordeel dat zijn belastbaarheid op de datum in geding niet juist is vastgesteld. Appellant heeft zijn stelling, die er op neer komt dat de fistel waaraan hij op 6 september 2011 is geopereerd ook al aanwezig was op 28 juni 2011, niet met medische stukken onderbouwd. Uit de informatie van de chirurg naar aanleiding van diens onderzoeken op 9 mei 2011 en 30 juni 2011, waarover bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij beschikte, kan niet worden afgeleid dat op de datum in geding reeds sprake was van een fistel.
4.2. Uit hetgeen in 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor toepassing van artikel 8:73 en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) Z. Karekezi