ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- E.J. Govaers
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellant recht heeft op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant met ingang van 16 september 2009 geen recht op een WIA-uitkering had, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen werk als hypotheekadviseur. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd naar de medische situatie van appellant. De bezwaarverzekeringsarts heeft de conclusie van de verzekeringsarts onderschreven dat er geen sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De rechtbank Leeuwarden had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft in zijn beoordeling ook gekeken naar de rapportages van de betrokken artsen, waaronder de verzekeringsarts Tissingh en de psycholoog Wieringa. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De klachten van appellant, die gerelateerd waren aan zijn werk en familiale verhoudingen, zijn niet voldoende onderbouwd om te concluderen dat hij arbeidsongeschikt was op de datum in geding.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de beslissing van het Uwv bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan.