ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0044
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit tot herziening van bijstand op grond van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een geschil tussen appellante, A. te B., en het college van burgemeester en wethouders van Culemborg over de herziening van bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving bijstand in aanvulling op haar WAO-uitkering, maar het college heeft op 27 februari 2009 besloten de bijstand over een bepaalde periode te herzien en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding.
De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van appellante dat zij geen aanleiding had om bezwaar te maken binnen de termijn. De Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld. De Raad oordeelt dat appellante redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de terugvordering en dat de omstandigheden die na de bezwaartermijn zijn ontstaan, niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar is gedaan en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten.