ECLI:NL:CRVB:2013:BY9846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering heropening WGA-uitkering wegens geen toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-uitkering niet te heropenen. Appellante meldde zich op 16 juni 2005 ziek in verband met lichamelijke klachten, later gevolgd door psychische klachten. Het Uwv beëindigde haar WGA-uitkering per 1 januari 2009, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. Tijdens de zitting op 7 december 2012 was appellante niet aanwezig, maar na heropening van het onderzoek heeft zij haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar echtgenoot.
De Raad heeft de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen bestudeerd en geconcludeerd dat er geen reden is voor het aannemen van meer beperkingen. De bezwaarverzekeringsarts heeft bevestigd dat er geen toename van beperkingen is ten opzichte van de eerdere beoordeling. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten, met name de beperkingen als gevolg van een hernia. De Raad oordeelt dat de rechtbank de eerder aangevoerde gronden afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De conclusie is dat niet is gebleken dat de beperkingen van appellante zijn toegenomen sinds de beëindiging van de WGA-uitkering in januari 2009.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2013.