ECLI:NL:CRVB:2013:BY9839

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6842 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de intrekking van een WGA-uitkering en geschiktheid van functies na rugklachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Leeuwarden. De appellant, die een WGA-loonaanvullingsuitkering ontving vanwege rugklachten, was het niet eens met de intrekking van zijn uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 8 september 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van de uitkering. Appellant voerde aan dat zijn rugklachten waren onderschat en dat hij de voorgehouden functies niet kon uitoefenen.

De bezwaarverzekeringsarts had een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, die na inschakeling van orthopedisch chirurg Konings was aangepast. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de FML en de geschiktheid van de voorgehouden functies, zoals productiemedewerker in de industrie en metaal. De Raad concludeerde dat de aanpassingen in de beperkingen van appellant voldoende waren onderbouwd en dat de belasting in de functies de functionele mogelijkheden van appellant niet overschreed.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/6842 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 oktober 2011, 11/710 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 18 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F.H.M.A. Swarts.
OVERWEGINGEN
1.1. Aan appellant was laatstelijk een WGA-loonaanvullingsuitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekend in verband met rugklachten, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 7 juli 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 8 september 2010 geen WGA-uitkering meer krijgt omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt omdat hij van mening is dat zijn rugbeperkingen zijn onderschat en dat hij de voorgehouden functies vanwege zijn rugklachten niet kan uitoefenen. De bezwaarverzekeringsarts heeft orthopedisch chirurg Konings ingeschakeld om expertise te verrichten. Konings heeft bij expertise-rapport van 8 december 2010 verslag gedaan van zijn bevindingen. De bezwaarverzekeringsarts heeft naar aanleiding van dit rapport de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast. Vervolgens heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 7 juli 2010 bij beslissing op bezwaar van 4 februari 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat orthopedisch chirurg Konings heeft aanbevolen dat hij in beweging moet blijven. Ten onrechte heeft de bezwaarverzekeringsarts dit niet in de FML opgenomen. Appellant stelt zich op het standpunt dat de voorgehouden functies niet geschikt voor hem zijn, omdat deze sterk werkplekgebonden zijn waarbij verandering van houding nauwelijks mogelijk is, terwijl de bezwaarverzekeringsarts heeft vermeld dat ten aanzien van zitten en staan verandering van houding noodzakelijk is.
3.1. De Raad overweegt het volgende.
3.2. De verzekeringsarts heeft appellant op 22 juni 2010 gezien. Hij heeft op basis van zijn bevindingen na lichamelijk onderzoek en op basis van de in het dossier aanwezige medische informatie vastgesteld dat bij appellant sprake is van aspecifieke, chronische rugpijn bij status na een HNP-operatie in november 2007 en status na arthrodese in augustus 2008, (kyfo)scoliose en een somatoforme pijnstoornis. Het is de verzekeringsarts opgevallen dat sprake is van pijngedrag en bewegingsangst. Tijdens het onderzoek door orthopedisch chirurg Konings op 24 november 2010 heeft appellant te kennen gegeven dat het de laatste twee jaar, in vergelijking met de situatie vóór de operatie in augustus 2008, veel beter gaat met zijn rug. Hij heeft nog wel pijn aan de knieën, de rug en het linkerbeen. Hij kan niet lang staan, zitten of lopen. Hij ligt vaak, dan zakt de rugpijn wat af. Hij vindt dat hij wel wat kan werken, maar geen 38 uur per week kan volhouden. Konings heeft vastgesteld dat er een onveranderd probleem van chronische lage rugpijn is, waarbij een onveranderde houdingsafwijking bestaat zonder radiculaire prikkelingsverschijnselen. Nu in 2008 een lumbale spondylodese op niveau L5-S1 heeft plaatsgevonden levert dit, in elk geval theoretisch, meer belasting op voor de aangrenzende discus L4-L5. Alles bij elkaar genomen ziet Konings, zeker op pragmatische gronden, een reden om lichte tot matige beperkingen te adviseren in frequent bukken, matig tillen en dergelijke. Medisch gezien is er geen noodzaak om te moeten liggen. Het advies is juist gericht op activering, in beweging blijven.
3.3. De bezwaarverzekeringsarts heeft, gelet op met name de informatie van Konings, in de FML van 26 januari 2011 de door de verzekeringsarts opgestelde FML bijgesteld in die zin dat, naast een extra beperking ten aanzien van schrijven en lezen in verband met dyslexie, de aangenomen rugbeperkingen wat zijn afgezwakt. Hierbij heeft de bezwaarverzekeringsarts een uitgebreide toelichting gegeven op de aanpassingen in de beperkingen. Hij heeft toegelicht dat, gelet op de goed geslaagde rugoperatie in 2008, in combinatie met de opmerking van Konings dat betrokkene juist in beweging moet blijven en niet hoeft te gaan liggen, lichte beperkingen bestaan ten aanzien van (onder andere) lopen, zitten en staan. Verder heeft hij overwogen dat de verzekeringsarts terecht heeft vermeld dat appellant niet voldoet aan de criteria voor een duurbeperking, terwijl door Konings nog te kennen gegeven dat overdag gaan liggen medisch gezien niet goed is voor de problemen met de lage rug van appellant.
3.4. Met de rechtbank ziet de Raad geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts opgestelde FML van 26 januari 2011. In de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 26 januari 2011 zijn de vastgestelde (aangepaste) beperkingen van appellant afdoende onderbouwd. De Raad leest in het rapport van Konings niets anders dan dat Konings aanbeveelt om in beweging te blijven en niet te gaan liggen (zoals appellant stelde regelmatig te doen), nu dit in het kader van de behandeling van de (pijn)klachten de beste resultaten geeft en er geen medische noodzaak is om te gaan liggen. De bezwaarverzekeringsarts heeft afdoende toegelicht dat de chronische rugklachten lichte beperkingen ten aanzien van de duur van aaneengesloten lopen, zitten en staan rechtvaardigen.
3.5. Gelet op hetgeen is overwogen onder punt 3.4 is er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de voorgehouden functies van productiemedewerker industrie, productiemedewerker metaal en electro-industrie en wikkelaar. Terecht is door de rechtbank overwogen dat afdoende is toegelicht dat de belasting in deze functies de functionele mogelijkheden van appellant niet overschrijdt.
3.6. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) G.J. van Gendt
KR