ECLI:NL:CRVB:2013:BY9657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling recht op loongerelateerde WGA-uitkering en medische beoordeling van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering voor appellant, die zich ziek had gemeld in verband met lichamelijke klachten. Appellant, die als magazijnmedewerker werkte, had op 3 juli 2008 zijn ziekte gemeld en op 20 april 2010 een uitkering ingevolge de Wet WIA aangevraagd. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 1 juli 2010 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij het verlies aan verdienvermogen op 52% is vastgesteld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen, en heeft aanvullende medische stukken ingediend ter ondersteuning van zijn betoog.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek adequaat was. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De nieuw ingediende medische gegevens van de psychiater en fysiotherapeut zijn niet relevant voor de datum in geding, en de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.