ECLI:NL:CRVB:2013:BY9318

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-3823 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling en wettelijke rente in hoger beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.M. Boogaart, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 29 mei 2012, met zaaknummer 12/146 WW. Het hoger beroep werd ingesteld na een nieuwe beslissing op bezwaar van het Uwv op 13 augustus 2012, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Appellante heeft vervolgens op 4 september 2012 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten en wettelijke rente. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering, die voortvloeit uit de onterechte gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag van appellante, ontvangen op 29 augustus 2011. De wettelijke rente gaat in op 10 juni 2012, de datum waarop verzuim zou zijn ingetreden als er op tijd een juist besluit was genomen. De Raad heeft ook de proceskosten in hoger beroep begroot op € 472,-, terwijl de overige kosten in bezwaar zijn afgewezen omdat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 23 januari 2013.

Uitspraak

12/3823 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 29 mei 2012, 12/146 WW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.M. Boogaart, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 13 augustus 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 4 september 2012 is namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente.
Het Uwv heeft bericht geen gebruik te maken van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 13 augustus 2012 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoet gekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toe. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen geldt het volgende. Het gaat om de onterechte gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag. Deze is ontvangen op 29 augustus 2011. De beslistermijn bedroeg zes maanden, te rekenen vanaf de dag van de ontvangst van de aanvraag. De betalingstermijn bedroeg zes weken. Indien op de laatste dag van de beslistermijn een juist besluit zou zijn genomen, zou dus op 10 juni 2012 verzuim zijn ingetreden. Ingevolge artikel 4:102, tweede lid, van de Awb is de wettelijke rente op laatstgenoemde datum gaan lopen. Verder geldt dat bij de berekening van de wettelijke rente moet worden uitgegaan van het bruto-bedrag van de alsnog te verrichten betaling. Telkens na afloop van een jaar dient het bedrag waarover de rente wordt berekend te worden vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente. De wettelijke rente loopt tot de dag van de algehele voldoening.
Aangezien de rechtbank reeds een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken voor de gemaakte proceskosten in beroep en het Uwv in zijn gewijzigde beslissing op bezwaar heeft besloten tot vergoeding van de kosten in bezwaar, behoeft de Raad thans slechts te oordelen over de verzochte vergoeding van de in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 472,-. De door appellante gevraagde vergoeding van de overige proceskosten in bezwaar wordt afgewezen, omdat van dergelijke, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
Voor vergoeding van het griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van schade als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 472,- te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) J.A. Achterberg
TM