ECLI:NL:CRVB:2013:BY8022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting van bijstand wegens niet verstrekken van relevante informatie over invalidenuitkering en bankrekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opschorting van bijstand aan appellante, die sinds 11 november 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de bijstand opgeschort omdat appellante niet had gemeld dat zij een invalidenuitkering uit Portugal ontving en een Portugese bankrekening had. De Svb had appellante herhaaldelijk verzocht om bewijsstukken van deze uitkering, maar appellante had hieraan geen gehoor gegeven.
De rechtbank 's-Gravenhage had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. Appellante stelde in hoger beroep dat de Svb op de hoogte was van haar invalidenuitkering, maar de Raad oordeelde dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij de Svb tijdig had geïnformeerd over haar financiële situatie. De Raad benadrukte dat de hoogte van de invalidenuitkering en de omvang van de Portugese bankrekening van belang zijn voor het recht op en de hoogte van de aanvullende bijstand. Aangezien appellante in verzuim was om de benodigde informatie te verstrekken, was de Svb bevoegd om de bijstand op te schorten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.C.F. Talman als voorzitter, en de leden C.H. Bangma en E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier R. Scheffer.