ECLI:NL:CRVB:2013:BY8021
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door onvoldoende verifieerbare informatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, A. te B., had op 8 april 2009 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 25 september 2009 afgewezen, omdat de appellant niet de benodigde informatie had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 2 juni 2010, waarbij het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij tijdig alle benodigde informatie had verstrekt en dat er geen reden was om zijn aanvraag af te wijzen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie, met name over de kasstortingen op zijn bankrekening in de periode van januari tot en met augustus 2009. De Raad heeft vastgesteld dat de door de appellant verstrekte informatie onvoldoende verifieerbaar was en dat hij zijn inlichtingenverplichting niet naar behoren is nagekomen.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.