ECLI:NL:CRVB:2013:BY7961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 5 oktober 1998 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft bij besluit van 3 december 2008 de bijstand per 9 oktober 2008 beëindigd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld en de aangevallen uitspraak van de rechtbank Maastricht bevestigd.
De Raad oordeelt dat appellante, ondanks dat zij ingeschreven bleef op het uitkeringsadres en haar huur bleef betalen, feitelijk niet woonachtig was op dat adres. De Raad stelt vast dat appellante niet heeft gemeld waar zij feitelijk verbleef, waardoor het college niet kon verifiëren wat haar woon- en leefsituatie was. Dit leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, aangezien de woonsituatie onduidelijk was gebleven na de sluiting van haar woning.
Appellante voerde aan dat zij door psychische klachten niet in staat was haar administratieve verplichtingen na te komen, maar de Raad oordeelt dat dit niet aannemelijk is gemaakt. De Raad benadrukt dat het aan de belanghebbende is om juiste en volledige informatie te verstrekken, en dat het college niet verplicht is om zelf onderzoek te doen naar de woonplaats van appellante als zij niet op het opgegeven adres woont.
De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.