ECLI:NL:CRVB:2013:BY7951

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5051 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens ernstig plichtsverzuim door stalking van een collega

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellante, werkzaam bij de gemeente Haaren, is ontslagen wegens zeer ernstig plichtsverzuim, specifiek vanwege het anoniem stalken van een collega gedurende een periode van ten minste twee jaar. Het ontslag is gebaseerd op artikel 8:13 van de CAR/UWO. De Raad oordeelt dat de besluitvorming rondom het ontslag niet onzorgvuldig is geweest. De feiten zijn niet zo ingewikkeld dat deze niet mondeling konden worden overgedragen. De Raad heeft de verklaringen van appellante, waarin zij toegeeft haar collega te hebben gebeld en direct op te hangen, als bewijs genomen voor het stalkingsgedrag. Appellante heeft geen bewijs geleverd voor haar latere bewering dat zij niet zo vaak had gebeld en dat anderen ook gebeld zouden hebben.

De Raad stelt vast dat appellante zich schuldig heeft gemaakt aan langdurig en veelvuldig anoniem bellen, wat als stalking kan worden gekwalificeerd. Het is voor de Raad duidelijk dat appellante er alles aan heeft gedaan om haar identiteit te verbergen, waardoor een waarschuwing niet noodzakelijk was. De Raad concludeert dat het ontslag niet onevenredig is aan de ernst van het plichtsverzuim en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

11/5051 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 juli 2011, 10/2929 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Haaren (college)
Datum uitspraak 3 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G.A.M. Theunissen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Theunissen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.G. Kerkhof.
OVERWEGINGEN
1.1. Naar aanleiding van een klacht van een collega van appellante dat zij al enkele jaren met grote regelmaat op haar privé-gsm telefoontjes krijgt en dat de beller, wanneer zij opneemt, na enkele seconden de verbinding verbreekt, heeft het college het onderzoeksbureau Optima International BV (Optima) belast met het instellen van een onderzoek.
1.2. Na analyse van de eerste uitkomsten van het onderzoek hebben de onderzoekers op 9 december 2009 gesproken met appellante. Appellante heeft in dat gesprek erkend dat zij gebeld heeft naar collega H en meteen na het aannemen van de telefoon heeft opgehangen. Na confrontatie met de onderzoeksgegevens - waaronder een lijst van data en tijdstippen waarop collega H gebeld was vanaf een intern toestel - heeft appellante toegelicht waarom zij is overgegaan tot het anoniem bellen van haar collega.
1.3. Op 14 december 2009 heeft de gemeentesecretaris gesproken met appellante en haar voor de keus gesteld tussen òf eervol ontslag op eigen verzoek per 1 april 2010, òf ongevraagd (disciplinair) ontslag. Een en ander is schriftelijk bevestigd in een brief van diezelfde dag met de vraag om binnen een week haar keuze duidelijk te maken. Appellante is tevens geschorst en haar is de toegang tot de gebouwen ontzegd.
1.4. Op 30 januari 2010 heeft het onderzoeksbureau rapport uitgebracht. Het rapport bevat onder meer een verslag van het verloop van het eerste gesprek met appellante op 9 december 2009 met als bijlage een puntsgewijze opsomming van de verklaringen die appellante toen heeft afgelegd.
1.5. Op 4 februari 2010 heeft het onderzoeksbureau een afrondend gesprek met appellante gevoerd en tevens eindrapport uitgebracht. In dat gesprek heeft appellante haar op 9 december 2009 afgelegde verklaringen op enkele punten afgezwakt.
1.6. Na daartoe het voornemen kenbaar te hebben gemaakt, waarop namens appellante schriftelijk is gereageerd, is appellante bij besluit van 16 maart 2010 per 18 maart 2010 met toepassing van artikel 8:13 van de CAR/UWO wegens zeer ernstig plichtsverzuim ontslag bij wijze van straf verleend. Het ontslag is erop gebaseerd dat zij gedurende tenminste twee jaar haar collega anoniem heeft gestalkt met gebruikmaking van het vaste telefoonnet van het gemeentehuis. Daarmee heeft zij ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van die collega, wat tot onrust heeft geleid in het gemeentehuis en heeft zij het in haar te stellen vertrouwen verspeeld.
1.7. Dit besluit is na bezwaar en in afwijking van het advies van de bezwarenadviescommissie die de straf onevenredig vond, gehandhaafd bij het thans in geding zijnde besluit van 27 juli 2010.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat het ontslagbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat het college, toen het ontslagbesluit feitelijk werd genomen - op 9 december 2009 - nog geen kennis had kunnen nemen van het rapport van het onderzoeksbureau en dus is afgegaan op de door het bureau mondeling gebezigde kwalificaties en getrokken conclusies. Verder bestrijdt appellante de frequentie waarmee zij zou hebben gebeld, is zij van mening dat het college eerder had moeten ingrijpen en dat zij gewaarschuwd had moeten worden. Tenslotte acht appellante strafontslag een overtrokken reactie gezien het feit dat zij een onberispelijke staat van dienst had gedurende 32 jaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad acht de besluitvorming niet onzorgvuldig. Het feitencomplex waarop het ontslag is gebaseerd is niet zo ingewikkeld dat dit mondeling niet goed zou zijn over te dragen. Bovendien was de gemeentesecretaris op 9 december 2009 al aanwezig bij een deel van het gesprek met appellante. Veeleer ziet de Raad de brief aan appellante van 14 december 2009, waarin zij voor de keus is gesteld tussen een eervolle aftocht en strafontslag, bedoeld om de schade voor appellante zoveel als mogelijk te beperken. Toen appellante daarop niet inging is haar alsnog conform de CAR/UWO een ontslagvoornemen kenbaar gemaakt en heeft zij alle gelegenheid gehad om te reageren.
4.2. Wat betreft de periode en de frequentie waarin appellante haar anonieme telefoontjes heeft gepleegd gaat ook de Raad uit van de verklaringen die appellante blijkens de bijlage bij het rapport van 30 januari 2010 in het gesprek op 9 december 2009 heeft afgelegd. Daarin heeft zij onder meer verklaard dat zij al enkele jaren naar H belt op haar mobiele nummer en zodra deze opneemt weer ophangt, dat zij belde om de (vermeende) overspelige relatie tussen H en een collega te doen stoppen en dat zij belde vanaf verschillende toestellen in lege kantoren of kamers in het gemeentehuis. Voor haar latere afwijkende verklaring dat zij niet zo vaak heeft gebeld en dat er dus ook anderen moeten hebben gebeld, heeft zij zelfs geen begin van bewijs aangedragen. Voor de Raad staat dus vast dat appellante zich heeft schuldig gemaakt aan het langdurig en veelvuldig anoniem bellen van haar collega H, waardoor dit het karakter van stalking/belaging heeft.
4.3. Appellante kan er zich niet op beroepen dat zij had moeten worden gewaarschuwd. Zij heeft er immers alles aan gedaan om haar identiteit verborgen te houden. Daar komt bij dat er geen misverstand over kan bestaan dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar is, zodat ook op die grond waarschuwen niet noodzakelijk was.
4.4. De Raad komt evenals het college en de rechtbank tot de slotsom dat appellante zich aan ernstig plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt en dat zij binnen de dienst van de gemeente niet meer was te handhaven. Op dezelfde gronden als de rechtbank concludeert ook de Raad dat de straf van ontslag niet onevenredig is aan de ernst van het plichtsverzuim.
5. Het hoger beroep van appellante slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en B.J. van de Griend en G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2013.
(getekend) J.Th. Wolleswinkel
(getekend) S.K. Dekker
HD