ECLI:NL:CRVB:2013:BY7626

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1447 WW + 09/1448 WW + 09/1449 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I.P. Rietveld, hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Arnhem. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 januari 2013 uitspraak gedaan in de zaken met dossiernummers 09/1447 WW, 09/1448 WW en 09/1449 WW. De procedure betreft een proceskostenveroordeling waarbij het Uwv, als verweerder, appellant tegemoet is gekomen in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in de zaken 09/1448 WW en 09/1449 WW aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, wat aanleiding gaf om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,-. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep, zoals geregeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De Raad heeft echter ook overwogen dat het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen in de kosten van verleende rechtsbijstand in de procedure met dossiernummer 09/1447 WW niet gehonoreerd kan worden, omdat het Uwv niet tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant met betrekking tot het aantal vrij te laten uren. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van het griffierecht in hoger beroep afgewezen, aangezien de wet bepaalt dat het Uwv verplicht is het griffierecht te vergoeden in een geval als dit.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en de beslissing is ondertekend door de voorzitter B.M. van Dun en griffier P. Boer. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl en betreft een belangrijke overweging in het bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, met name met betrekking tot proceskostenveroordelingen in hoger beroep.

Uitspraak

09/1447 WW, 09/1448 WW, 09/1449 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Arnhem van 27 januari 2009, 08/4865 (aangevallen uitspraak 1) en 07/5517 en 08/1205 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 2 januari 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I.P. Rietveld, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
Op 23 januari 2012 heeft het Uwv een nieuw besluit genomen.
Appellant heeft de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Appellant heeft als reden voor de intrekking van de door hem ingestelde hoger beroepen aangevoerd dat het Uwv aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. Uit het besluit van 23 januari 2012 blijkt echter dat het Uwv het aantal vrij te laten uren niet gewijzigd heeft vastgesteld, zodat het verzoek om terug te komen van dit vastgestelde aantal niet is gehonoreerd en het Uwv dus niet is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant. Voor een veroordeling van het Uwv tot vergoeding van de kosten van verleende rechtshulp in de procedure met dossiernummer 09/1447 WW is dan ook geen aanleiding.
3. Het Uwv is appellant wel tegemoet gekomen in de procedure met dossiernummers 09/1448 WW en 09/1449 WW. Er bestaat aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van rechtsbijstand in hoger beroep worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,-. Voor de procedure in hoger beroep is een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand afgegeven.
Uit aangevallen uitspraak 2 blijkt dat de rechtbank het Uwv reeds in de kosten heeft veroordeeld die verband houden met verleende rechtsbijstand in beroep, alsmede de reiskosten van en naar de zitting bij de rechtbank op 17 december 2008. Het verzoek van appellant om het Uwv ook in deze kosten te veroordelen kan dan ook niet worden gehonoreerd.
4. Het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van het door hem betaalde griffierecht in hoger beroep kan evenmin worden gehonoreerd. Een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb ziet niet op de terugbetaling van griffierecht. Uit het bepaalde in artikel 8:41, vierde lid, van de Awb volgt rechtstreeks dat het Uwv in een geval als dit verplicht is het griffierecht te vergoeden, zodat de Raad over de terugbetaling van griffierecht geen uitspraak hoeft te doen.
5. Het Besluit proceskosten bestuursrecht bevat een limitatieve opsomming van proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In vergoeding van de in verband met een afgegeven toevoeging te betalen eigen bijdrage is daarbij niet voorzien. De namens appellant gevorderde kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
6. Gelet op 2 tot en met 5 bedragen de voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten € 322,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,-, te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2013.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) P. Boer