ECLI:NL:CRVB:2013:982
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake kinderbijslag na intrekking van beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) inzake kinderbijslag. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage op 10 juli 2012, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde en het beroep naar de Raad doorstuurde. Appellante had eerder hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Svb, maar trok dit beroep in september 2011 in. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep niet leidt tot een terugkeer van de bevoegdheid naar de rechtbank, en dat appellante geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 10 juli 2012. Hierdoor heeft het oordeel van de rechtbank kracht van gewijsde verkregen.
De Raad heeft verder overwogen dat artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in de weg staat aan het zelfstandig instellen van beroep tegen een nieuw besluit, mits dit binnen de beroepstermijn gebeurt. Echter, in dit geval was het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 eerder bevoegd en onvoorwaardelijk ingetrokken, waardoor het nieuwe beroep niet in behandeling kon worden genomen. De Raad concludeert dat de rechtsgeldige intrekking van het beroep leidt tot het einde van het geding, en verklaart het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.