ECLI:NL:CRVB:2013:958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van een militair wegens rijden onder invloed van alcohol
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een militair die disciplinair ontslag heeft gekregen wegens het rijden onder invloed van alcohol. Appellant, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, was op 18 februari 2011 betrokken bij een verkeersongeluk terwijl hij onder invloed was van alcohol. De politie hield hem aan en de ademanalyse toonde een alcoholwaarde van 560 µg/l aan, wat onder de transactiegrens van het Openbaar Ministerie ligt, maar boven de wettelijk toegestane waarde van 220 µg/l. De minister van Defensie verleende appellant op 19 mei 2011 ontslag wegens wangedrag, wat appellant aanvecht in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister een strikt ontslagbeleid hanteert voor Kmar-medewerkers die rijden onder invloed. De minister kwalificeert het gedrag van appellant als wangedrag buiten de dienst, en het veroorzaken van het ongeval wordt gezien als een verzwarende omstandigheid. Appellant stelt dat het beleid niet redelijk is en dat er geen ruimte is voor een individuele belangenafweging. Hij betoogt ook dat het ongeval niet aan hem kan worden toegerekend.
De Raad oordeelt dat het ontslagbeleid van de minister niet onredelijk is, gezien de hoge eisen die aan Kmar-medewerkers worden gesteld. De Raad concludeert dat appellant bewust een risico heeft genomen door onder invloed te rijden, en dat de minister in redelijkheid het belang van de organisatie zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van appellant. Het hoger beroep wordt afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.