5.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.1. In artikel 295, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) is bepaald dat de boedel de goederen omvat van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt. In artikel 295, tweede lid, van de Fw is bepaald dat van het inkomen en van periodieke uitkeringen onder welke benaming ook die de schuldenaar verkrijgt, onverminderd het derde lid, slechts buiten de boedel wordt gelaten een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5.1.2. In artikel 296, eerste lid, van de Fw is bepaald dat de schuldenaar door de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege verliest: a. de bevoegdheid om over de tot de boedel behorende goederen te beschikken; b. de bevoegdheid om ten aanzien van die goederen feitelijke handelingen te verrichten en toe te laten.
5.2.1. Ingevolge artikel 45, eerste lid, eerste volzin, van de WWB wordt de algemene bijstand per kalendermaand vastgesteld en betaald.
5.2.2. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WWB is de hoogte van de algemene bijstand het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm.
5.2.3. Artikel 32, eerste lid, van de WWB bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen, zoals de voorlopige teruggave en teruggave van inkomstenbelasting en loonbelasting, voor zover deze inkomsten betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan. Ingevolge het tweede lid, eerste volzin, van dit artikel worden middelen die het karakter hebben van uitgesteld inkomen in aanmerking genomen naar de periode waarin deze zijn verworven.
5.2.4. In artikel 58, derde lid, van de WWB was ten tijde hier van belang bepaald dat het in aanmerking nemen van in de voorafgaande drie maanden ontvangen middelen niet als terugvordering wordt beschouwd.
5.3.Tussen partijen is in geschil of appellant bevoegd was om met toepassing van artikel 58, derde lid, van de WWB de belastingteruggave te verrekenen met de lopende bijstandsuitkering.
5.4.Zoals de Raad eerder over (de strekking van) artikel 58, derde lid, van de WWB heeft overwogen (CRvB 18 augustus 2009, LJN BJ7667), houdt deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 19, tweede lid, van de WWB, een in tijdsduur beperkte verruiming in van de mogelijkheid om ontvangen inkomsten in mindering te brengen op de lopende maanduitkering. Daarbij is de wetgever er kennelijk van uitgegaan dat, gegeven het feit dat de betrokkene kort tevoren (naast de lopende bijstandsuitkering) over deze middelen de beschikking heeft gekregen, hij er rekening mee diende te houden dat deze op korte termijn zouden worden verrekend.
5.5.In het onderhavige geval hebben betrokkenen over de belastingteruggave niet de beschikking gekregen als onder 5.4 bedoeld. De belastingteruggave valt immers ingevolge artikel 295, eerste lid, van de Fw in de boedel en is daarmee onttrokken aan de beschikkingsbevoegdheid van betrokkenen. De belastingteruggave is niet aan te merken als inkomen of een periodieke uitkering als bedoeld in artikel 295, tweede lid, van de Fw, nu de belastingteruggave betrekking heeft op een periode voorafgaand aan de schuldsanering (2007) en niet op de in geding zijnde maanden juni, juli en augustus 2008. Om diezelfde reden treft de stelling van appellant dat de belastingteruggave de algemene bijstand over de maanden juni, juli en augustus 2008 vervangt, geen doel.
5.6.Uit 5.4 en 5.5 volgt dat appellant niet bevoegd was om met toepassing van artikel 58, derde lid, van de WWB de belastingteruggave te verrekenen met de lopende bijstandsuitkering van betrokkenen.
5.7.Uit 5.6 vloeit voort dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.8.Appellant is met het nadere besluit geheel tegemoet gekomen aan de bezwaren van betrokkenen, zodat dit besluit buiten de beoordeling kan blijven.