ECLI:NL:CRVB:2013:943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing van het CIZ inzake proceskostenvergoeding en schadevergoeding
In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 september 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet. De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het CIZ op 12 juni 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen. Appellante verzocht het CIZ te veroordelen in de proceskosten en vergoeding van wettelijke rente. Het CIZ heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:73a van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld tot schadevergoeding. Dit geldt ook voor het hoger beroep volgens artikel 21 van de Beroepswet. De Raad stelt vast dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het CIZ aan het bezwaar is tegemoetgekomen. De rechtbank had al beslist over de proceskosten in de eerste aanleg, waardoor alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling staan.
De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat appellante geen kosten heeft gemaakt voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Appellante heeft aangegeven dat zij met hulp van mantelzorgers het hoger beroep heeft geschreven. Aangezien er geen kosten zijn gemaakt en er geen beroepsmatige rechtsbijstand is verleend, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling. Voor vergoeding van het griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het CIZ wenden.