ECLI:NL:CRVB:2013:943

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
11-6461 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van het CIZ inzake proceskostenvergoeding en schadevergoeding

In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 september 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet. De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het CIZ op 12 juni 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen. Appellante verzocht het CIZ te veroordelen in de proceskosten en vergoeding van wettelijke rente. Het CIZ heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:73a van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld tot schadevergoeding. Dit geldt ook voor het hoger beroep volgens artikel 21 van de Beroepswet. De Raad stelt vast dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het CIZ aan het bezwaar is tegemoetgekomen. De rechtbank had al beslist over de proceskosten in de eerste aanleg, waardoor alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling staan.

De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat appellante geen kosten heeft gemaakt voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Appellante heeft aangegeven dat zij met hulp van mantelzorgers het hoger beroep heeft geschreven. Aangezien er geen kosten zijn gemaakt en er geen beroepsmatige rechtsbijstand is verleend, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling. Voor vergoeding van het griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het CIZ wenden.

Uitspraak

11/6461 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 september 2011, 10/793 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Op 12 juni 2012 heeft het CIZ een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 22 juli 2012 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het CIZ te veroordelen in de proceskosten en vergoeding van wettelijke rente. Bij brieven van 17 augustus 2012 en 30 september 2012 heeft appellante haar verzoek nader toegelicht.
Het CIZ heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat het CIZ bij besluit van 12 juni 2012 alsnog aan het bezwaar is tegemoet gekomen.
Aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak reeds heeft beslist ten aanzien van de proceskosten die aan de zijde van appellante zijn gevallen in verband met de procedure in eerste aanleg, staan hier slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling
Artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) bepaalt, voor zover hier van belang, dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Appellante heeft aangegeven met hulp en inzet van mantelzorgers een hoger beroep te hebben geschreven.
Aangezien niet gebleken is van kosten en evenmin van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Raad begrijpt uit de in de brieven van 17 augustus 2012 en 30 september 2012 door appellante gegeven toelichting, dat haar verzoek om schadevergoeding betrekking heeft op wettelijke rente over de proceskostenveroordeling. Omdat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling wordt dit verzoek alleen al hierom afgewezen.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het CIZ wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;
Wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af;
Wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van
E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
10 juli 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) E. Blijleven-de Vries
eh