Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt de Staat tot betaling van een schadevergoeding aan betrokkene van € 1.000,-;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van een schadevergoeding aan betrokkene van € 1.000,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft betrokkene, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 september 2009, waarin hij betrokken was bij een geschil met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 december 2012 het onderzoek heropend naar aanleiding van een verzoek van betrokkene om schadevergoeding wegens mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 29 mei 2013, waarbij betrokkene aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. J.J. Grasmeijer. De Staat der Nederlanden is niet verschenen.
De Raad heeft vastgesteld dat de behandeling van de zaak in totaal vijf jaar en acht maanden heeft geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn met een jaar en acht maanden betekent. Zowel de Staat als het Uwv hebben erkend dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase is overschreden en hebben beiden een schadevergoeding van € 1.000,- aangeboden aan betrokkene. Betrokkene heeft echter een hogere schadevergoeding geëist van € 47.025,70, alsook een vergoeding voor emotionele schade en gemiste inkomsten.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de procedure zich beperkt tot de vaststelling van de omvang van de schade als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft geoordeeld dat de gevorderde vergoeding voor emotionele schade en gemiste inkomsten niet aan de orde is in deze procedure. Uiteindelijk heeft de Raad besloten dat de overschrijding van de redelijke termijn gerechtvaardigd is en heeft de Staat en het Uwv veroordeeld tot betaling van elk € 1.000,- aan betrokkene als schadevergoeding.