ECLI:NL:CRVB:2013:940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WW-uitkering wegens IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant, die vanaf 26 september 2011 een IVA-uitkering ontvangt, geen recht heeft op een WW-uitkering op basis van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW. Deze bepaling sluit de mogelijkheid van een belangenafweging uit, wat betekent dat de wet strikt is in het uitsluiten van het recht op WW-uitkering wanneer men een IVA-uitkering ontvangt.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv terecht de aanvraag van appellant voor een WW-uitkering heeft afgewezen, omdat de wet geen ruimte biedt voor een flexibele toepassing afhankelijk van de omstandigheden. Appellant had aangevoerd dat hij recht zou moeten hebben op een WW-uitkering, omdat hij gedurende drie jaar geen IVA-uitkering had ontvangen en ondanks zijn arbeidsongeschiktheid fulltime had gewerkt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht de beroepsgronden van appellant buiten beschouwing heeft gelaten, omdat deze niet relevant waren voor de beoordeling van de afwijzing van de WW-aanvraag.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.