ECLI:NL:CRVB:2013:900
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 27 september 2005 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De zaak kwam aan het licht toen de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek instelde naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant, die als zelfstandige werkzaam was. Appellant had verzuimd relevante informatie over zijn werkzaamheden en inkomsten te verstrekken aan de Dienst, wat leidde tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De Raad oordeelde dat de beroepsgrond van appellant, dat het college ten onrechte niet op maandbasis had onderzocht of hij inkomsten had, niet slaagde. Appellant had zelf alleen gegevens over zijn inkomsten op jaarbasis verstrekt. Bovendien werd het beroep op de zesmaandenjurisprudentie verworpen, omdat de schending van de inlichtingenverplichting aan appellant te wijten was. De Raad bevestigde dat het college terecht de bijstand van appellant had ingetrokken en de gemaakte kosten had teruggevorderd.
De uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten rechtmatig waren.