ECLI:NL:CRVB:2013:843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde inkomsten uit taxichauffeurswerkzaamheden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, die bijstand ontving samen met zijn echtgenote, heeft in de periode van 10 februari 2010 tot en met eind april 2010 werkzaamheden verricht als taxichauffeur. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft vastgesteld dat appellant inkomsten heeft genoten uit deze werkzaamheden, maar dat hij deze inkomsten niet heeft gemeld aan het college, in strijd met zijn wettelijke inlichtingenverplichting. Appellant heeft aangevoerd dat hij geen loon of loonstroken heeft ontvangen, omdat zijn inkomsten verrekend zouden zijn met een borg die hij aan de werkgever verschuldigd was, en dat hij daarom niet hoefde te melden dat hij werkte.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 3 juli 2013 geoordeeld dat appellant wel degelijk inlichtingen had moeten verstrekken over zijn werkzaamheden en de daarmee verworven inkomsten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet voldoende heeft onderbouwd dat hij geen inkomsten heeft ontvangen, en dat het college op basis van de beschikbare gegevens bevoegd was om de bijstand te herzien en de gemaakte kosten terug te vorderen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard, bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan, en dat de terugvordering van de bijstand terecht was.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing is openbaar uitgesproken.