ECLI:NL:CRVB:2013:812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
10-4629 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten in hoger beroep na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. P.H. Burger, hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 15 juli 2010 in twee zaken (09/2116 en 09/2117) uitspraak gedaan. Tijdens de procedure heeft het Uwv, vertegenwoordigd door A.A.M. Schalkwijk, verweerschriften ingediend. Op 25 april 2012 vond het onderzoek ter zitting plaats, waarbij appellante en haar advocaat aanwezig waren. Na heropening van het onderzoek heeft een psychiater op verzoek van de Raad een deskundigenrapport uitgebracht op 7 januari 2013. Het Uwv heeft op 14 maart 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft op 24 april 2013 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 3 juli 2013 geoordeeld dat, nu het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, de proceskosten vergoed dienen te worden. De Raad heeft vastgesteld dat de gemaakte kosten voor rechtsbijstand in beroep en hoger beroep samen € 1.888,-- bedragen. Daarnaast zijn ook de kosten van een rapport van Westerweel Intermediair en Blanken Medisch Adviseurs voor vergoeding in aanmerking gekomen. De totale kosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, zijn vastgesteld op € 2.841,14.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2013. De Raad heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet in zijn overwegingen betrokken, waarbij het verzoek om proceskostenvergoeding is toegewezen op basis van de geldende regelgeving.

Uitspraak

10/4629 WAO, 10/4630 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Utrecht van 15 juli 2010, 09/2116 en 09/2117 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P.H. Burger, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2012. Appellante en mr. Burger zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.A.M. Schalkwijk.
Na heropening van het onderzoek heeft A.C.H. van der Giessen, psychiater i.o., onder supervisie van dr. M.S. Oudijn, psychiater, op verzoek van de Raad op 7 januari 2013 een deskundigenrapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 14 maart 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 april 2013 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft verweer gevoerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat met de nieuwe beslissing op bezwaar van 14 maart 2013 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, staan de Raad nog ter beoordeling de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op
€ 944,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 944,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.888,--. Daarbij zijn de zaken van appellante als samenhangend aangemerkt in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Bpb.
Het verzoek om vergoeding van de kosten van het door appellante overgelegde rapport van Westerweel Intermediair komt voor toewijzing in aanmerking. Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt daarbij uitgegaan van een uurtarief van € 81,23. Uit de door appellante overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van Westerweel Intermediair 5,581 uur in beslag hebben genomen, zodat de vergoeding € 453,34 bedraagt. Ook het verzoek om vergoeding van het bedrag van € 499,80, zijnde de kosten die Blanken Medisch Adviseurs voor het rapport in rekening heeft gebracht bij appellante, komt - gelet op de verrichte werkzaamheden - voor toewijzing in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.841,14.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2013.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) K.R. van Renswoude
IvR