ECLI:NL:CRVB:2013:794

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
12-3402 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De aanvraag werd afgewezen omdat er volgens het college geen sprake was van noodzakelijke kosten. Appellant had in februari 2011 een aanvraag ingediend, maar het college oordeelde dat de kosten voor de verhuizing en inrichting van zijn nieuwe woning niet voldaan konden worden uit de bijstandsnorm en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een aparte bijstandsverlening rechtvaardigden.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant na een periode van illegaal verblijf in Nederland een verblijfsvergunning heeft gekregen en dat hij sinds 2000 ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie van Rotterdam. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de inschrijving van appellant op verschillende adressen en de afwijzing van zijn aanvraag door het college. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de kosten van verhuizing en inrichting als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd en dat deze in beginsel uit het inkomen moeten worden betaald. De Raad heeft geconcludeerd dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand vroeg, niet noodzakelijk waren, omdat hij niet in een noodsituatie verkeerde en voldoende tijd had om voor zijn verhuizing te reserveren. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. Er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/3402 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2012, 11/3040 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. Driessen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.H. Nicolai. Voorafgaand aan de zitting heeft appellant een pleitnota aan de Raad doen toekomen. Deze pleitnota is met toestemming van het college in het geding betrokken.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Aan appellant is na een periode van illegaal verblijf in Nederland een verblijfsvergunning toegekend. In september 2011 is besloten hem per 23 juli 2010 bijstand toe te kennen.
1.2.
Sinds 2000 staat appellant ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente Rotterdam, vanaf 2 augustus 2000 op het adres[A. te B.], waar hij inwoonde bij zijn broer. In de periode van 1 juli 2010 tot
14 december 2010 heeft hij ingeschreven gestaan aan het adres [adres 2] te[gemeente 1]. Dit betreft het adres van [naam vriend], een vriend van appellant. Met ingang van
2 december 2010 huurt appellant een zelfstandige woning aan het adres [adres 3]
te[gemeente 2].
1.3.
Appellant heeft in verband met zijn verhuizing op 18 februari 2011 een aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten ingediend. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand bij besluit van 17 maart 2011 afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 10 juli 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 17 maart 2011 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
De kosten van een verhuizing en inrichting van een woning worden tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 27 januari 2009, LJN BH2282) dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het college ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft. De omstandigheid dat de alleenstaande of het gezin al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd zich hebben voorgedaan. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten in het individuele geval van appellant noodzakelijk waren.
4.5.1.
Appellant stelt zich op het standpunt dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en heeft daartoe aangevoerd dat de woning waarin hij bij zijn broer inwoonde op de nominatie stond om te worden gesloopt. Zijn broer heeft weliswaar een vervangende woning toegewezen gekregen, maar de woningbouwvereniging stond inwoning van appellant niet toe. Bovendien had zijn broer trouwplannen en was er in de nieuwe woning onvoldoende ruimte. De inwoning op het adres van [naam vriend] betrof slechts een noodvoorziening voor tijdelijke opvang, een crisisopvang die slechts kort kon en mocht duren.
4.5.2.
De Raad is van oordeel dat er geen sprake was van noodzakelijke kosten. Uit het uittreksel uit de GBA blijkt dat appellant zich op 1 juli 2010 heeft laten inschrijven op het adres van [naam vriend]. De broer van appellant is, zoals eveneens uit het uittreksel uit de GBA blijkt, pas per 7 oktober 2010 verhuisd. Voorts blijkt uit de bevestiging opzegging huurovereenkomst van 1 oktober 2010 dat de huur van de woning Desdemonastraat 26 met ingang van 30 september 2010 is beëindigd en dat betrokkene vier tot zes weken de tijd had om te verhuizen. Appellant heeft zijn stelling dat de inwoning bij [naam vriend] gezien moet worden als tijdelijke crisisopvang op geen enkele wijze onderbouwd. Verder is van belang dat ter zitting van de rechtbank van 31 mei 2012 aan de orde is geweest dat appellant bij zijn vriend kon inwonen totdat hij een woning heeft gevonden. Van een noodsituatie waarin appellant van de een op de andere dag dakloos zou worden was geen sprake. Ook blijkt dat appellant al in januari 2010 op de hoogte was van de omstandigheid dat de woning van zijn broer op termijn zou worden gesloopt. Onder deze omstandigheden is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de verhuizing niet noodzakelijk was en dat het college de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten terecht heeft gehandhaafd.
4.6.
Het beroep van appellant op de hardheidsclausule kan reeds niet slagen, omdat hij dit niet nader heeft gepreciseerd.
4.7. Appellant heeft voorts een beroep gedaan op het beleid over inrichtingskosten voor vreemdelingen die onder het generaal pardon vallen. Dit beroep slaagt niet, reeds omdat de situatie van appellant niet is te vergelijken met de situatie van een vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft gekregen onder de zogeheten pardonregeling. Verder is van belang dat ook voor vreemdelingen, die vallen onder het generaal pardon en die om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten vragen, het college moet onderzoeken of wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 35, eerste lid, van de WWB.
4.8.
Appellant heeft daarnaast nog aangevoerd dat zijn klantmanager bij hem de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat hij in aanmerking zou komen voor de gevraagd bijzondere bijstand. Bedoelde klantmanager heeft blijkens een e-mailbericht van
14 juli 2011 verklaard dat hij aan bijstandgerechtigden nooit toezeggingen doet en dat hij dat in onderhavige zaak ook niet heeft gedaan. Deze grond slaagt niet.
4.9.
Uit 4.5 tot en met 4.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2013.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) M. Sahin
JvC