ECLI:NL:CRVB:2013:794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De aanvraag werd afgewezen omdat er volgens het college geen sprake was van noodzakelijke kosten. Appellant had in februari 2011 een aanvraag ingediend, maar het college oordeelde dat de kosten voor de verhuizing en inrichting van zijn nieuwe woning niet voldaan konden worden uit de bijstandsnorm en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een aparte bijstandsverlening rechtvaardigden.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant na een periode van illegaal verblijf in Nederland een verblijfsvergunning heeft gekregen en dat hij sinds 2000 ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie van Rotterdam. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de inschrijving van appellant op verschillende adressen en de afwijzing van zijn aanvraag door het college. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de kosten van verhuizing en inrichting als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd en dat deze in beginsel uit het inkomen moeten worden betaald. De Raad heeft geconcludeerd dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand vroeg, niet noodzakelijk waren, omdat hij niet in een noodsituatie verkeerde en voldoende tijd had om voor zijn verhuizing te reserveren. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. Er zijn geen proceskosten toegewezen.