ECLI:NL:CRVB:2013:748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door niet-gemelde werkzaamheden als zangeres
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die sinds 22 augustus 1997 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante als zangeres van Hindoestaanse muziek zou optreden, heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage een onderzoek ingesteld. Appellante heeft verklaard dat zij haar optredens als hobby beschouwt en geen geld heeft verdiend, maar het college heeft haar bijstand per 1 mei 2011 ingetrokken omdat zij haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en appellante is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Het college heeft vastgesteld dat appellante wel degelijk optredens heeft gehad en dat zij hiervoor vergoedingen heeft ontvangen, wat zij niet heeft gemeld. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op bijstand in de betreffende periode, omdat zij haar wettelijke verplichtingen niet is nagekomen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het indienen van een nieuwe aanvraag voor bijstand, waarbij zij haar inkomsten moet opgeven.
De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, omdat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor deze beslissing. De gevolgen van de intrekking zijn voor appellante, maar zij had de mogelijkheid om haar situatie te verbeteren door opnieuw bijstand aan te vragen en haar inkomsten op te geven. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.