ECLI:NL:CRVB:2013:745

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
12-2006 WAJONG-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering wegens gebrek aan medische gegevens

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1976, op 20 januari 2011 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) vanwege psychische klachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat er geen bewijs was dat appellante op haar zeventiende jaar arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete medische gegevens beschikbaar waren die een duidelijk beeld gaven van de psychische belastbaarheid van appellante in de beoordelingsperiode van 8 januari 1993 tot 8 januari 1994. De verzekeringsartsen hebben, rekening houdend met de beschikbare gegevens van de behandelend sector, de gezondheidstoestand van appellante zorgvuldig beoordeeld. Het feit dat appellante geen bewijs kon overleggen van haar stellingen, omdat de gegevens niet meer bewaard zijn, werd als haar eigen risico beschouwd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het voor appellante komt om met objectieve medische gegevens aan te tonen dat zij beperkingen had op de relevante datum. Appellante is hierin niet geslaagd, aangezien de medische stukken die zij heeft ingediend geen betrekking hadden op de situatie op de datum in geding. De Raad erkende dat appellante zich in een moeilijke bewijsrechtelijke positie bevond, maar kon op basis van de beschikbare gegevens niet tot een ander oordeel komen dan de rechtbank. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/2006 WAJONG-PV
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 maart 2012, 11/1341 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: K.E. Haan
Ter zitting zijn verschenen: Appellante in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde
mr. H.M.J. Offermans. Namens het Uwv is verschenen mr. M.J.H.H. Fuchs.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Appellante is geboren op[geboortedag] 1976. Zij heeft op 20 januari 2011 een aanvraag ingediend voor een uitkering ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) wegens psychische klachten. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv terecht heeft geweigerd haar in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering, omdat niet gebleken is dat zij op haar zeventiende jaar arbeidsongeschikt was. Hiertoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat er geen concrete medische gegevens voorhanden zijn die een duidelijk beeld geven van de psychische belastbaarheid van appellante in de beoordelingsperiode van[geboortedag] 1993 tot[geboortedag] 1994. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij, met inachtneming van de beschikbare gegevens van de behandelend sector, de gezondheidstoestand van appellante in de relevante periode zorgvuldig hebben beoordeeld. Dat appellante geen bewijs van haar stellingen kan overleggen omdat de gegevens niet meer zijn bewaard, komt voor haar rekening en risico.
2.1. De Raad oordeelt dat de rechtbank dit met juistheid heeft overwogen. De verzekeringsartsen hebben uitgebreid beargumenteerd waarom appellante niet in aanmerking wordt gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet Wajong. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het voor rekening en risico van appellante komt om met objectieve medische gegevens over de datum in geding aannemelijk te maken dat zij beperkingen heeft. Zij is daar niet in geslaagd. De medische stukken die appellante in geding heeft gebracht hebben geen betrekking op de situatie van appellante op de datum in geding.
2.2. De Raad begrijpt dat appellante in een zeer moeilijke bewijsrechtelijke positie verkeert, maar kan op basis van de aanwezige gegevens niet komen tot een ander oordeel dan de rechtbank, zoals is weergegeven in de aangevallen uitspraak.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
K.E. Haan I.M.J. Hilhorst-Hagen
JvC