Uitspraak
25 juni 2013, 13/77 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de medische en arbeidskundige grondslagen voor de beslissing van het Uwv voldoende waren. Appellante stelde dat het Uwv geen onderzoek had gedaan naar de gevolgen van haar tinnitus, wat volgens haar leidde tot een onzorgvuldige besluitvorming.
De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beschikbare gedingstukken geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. Appellante had geen objectieve medische informatie overgelegd die haar stelling kon onderbouwen dat zij op de datum in geding meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad bevestigde dat het Uwv in beginsel mag uitgaan van de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan die bevindingen. Aangezien appellante geen rapport van een regulier medicus had overgelegd, werd haar hoger beroep ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door voorzitter I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op 19 december 2014.