ECLI:NL:CRVB:2013:2977
Centrale Raad van Beroep
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming kosten eigen auto op basis van CIZ-advies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van zijn eigen auto. Appellant, die lijdt aan een verkorting van zijn linkerbeen en daardoor pijnklachten ervaart, heeft in november 2010 een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, na advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat concludeerde dat appellant in staat is gebruik te maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV). De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat hij om medische redenen niet in staat is om met het AOV te reizen. Hij heeft een verklaring van zijn huisarts overgelegd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat de door appellant overgelegde medische verklaring geen nieuwe gezichtspunten biedt. De AOV-pas die aan appellant is toegekend, maakt het mogelijk dat zijn gezin met hem meereist.
De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat het college de hardheidsclausule had moeten toepassen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en R.P.T. van Elshoff als leden, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt.