ECLI:NL:CRVB:2013:2977

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
11-7288 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming kosten eigen auto op basis van CIZ-advies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van zijn eigen auto. Appellant, die lijdt aan een verkorting van zijn linkerbeen en daardoor pijnklachten ervaart, heeft in november 2010 een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, na advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat concludeerde dat appellant in staat is gebruik te maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV). De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat hij om medische redenen niet in staat is om met het AOV te reizen. Hij heeft een verklaring van zijn huisarts overgelegd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat de door appellant overgelegde medische verklaring geen nieuwe gezichtspunten biedt. De AOV-pas die aan appellant is toegekend, maakt het mogelijk dat zijn gezin met hem meereist.

De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat het college de hardheidsclausule had moeten toepassen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en R.P.T. van Elshoff als leden, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt.

Uitspraak

11/7288 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 november 2011, 11/3036 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. I. Heijselaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2013. De zaak is gevoegd behandeld met zaak 11/7289 WMO. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. drs. Heijselaar. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Smit. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. Er wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het linkerbeen van appellant is 10 centimeter korter dan zijn rechterbeen en daardoor heeft hij pijnklachten ontwikkeld in zijn rug en knie. Als gevolg hiervan ondervindt hij beperkingen bij het zich verplaatsen over de korte en middellange afstanden. Appellant bezit een eigen auto waarin hij zich, eventueel samen met zijn echtgenote en vier kinderen, kan verplaatsen.
1.2.
In november 2010 heeft appellant een aanvraag ingediend ten behoeve van een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto.
1.3.
Bij besluit van 2 december 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 23 mei 2011 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Het college heeft, na van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ontvangen advies, vastgesteld dat appellant met het Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV), van deur tot deur en meereizend, voldoende gecompenseerd zou worden voor de door hem ondervonden beperkingen bij verplaatsingen op de korte en middellange afstanden. Dit standpunt is bevestigd door het door De MO-zaak in de bezwaarfase opgestelde advies.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat uit het zorgvuldig tot stand gekomen CIZ-advies en het onderzoek naar de vervoersbehoefte van appellant blijkt dat appellant in staat is gebruik te maken van het AOV en dat hij niet op medische gronden is aangewezen op de eigen auto. Aangezien het hele gezin van appellant kan meereizen met het AOV, mits hij dat van te voren meldt bij de vervoerder, vormt de gezinssamenstelling ook geen belemmering voor het gebruik van het AOV.
3.
De Raad overweegt als volgt.
3.1.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Ook in hoger beroep houdt appellant staande dat hij om medische redenen niet in staat is met het AOV te reizen. Dat blijkt volgens appellant uit de aan hem verstrekte invalidenparkeerplaats en invalidenparkeerkaart. Appellant heeft in hoger beroep een verklaring van zijn huisarts overgelegd waaruit blijkt dat appellant al jaren onder behandeling is voor zijn rug- en knieklachten en depressieve klachten. Volgens de huisarts heeft appellant aangegeven dat hij het AOV ontoereikend vindt omdat zijn gezin niet kan meereizen.
3.2.
De rechtbank heeft de gronden van beroep van appellant afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank. De door appellant in hoger beroep overgelegde verklaring van de huisarts levert geen nieuwe gezichtspunten op. Bij de door CIZ en De MO-zaak opgestelde adviezen is rekening gehouden met de medische beperkingen die appellant ondervindt. De aan appellant toegekende AOV-pas voorziet erin dat zijn gezin kan meereizen met het AOV.
3.3.
Tot slot heeft appellant in hoger beroep geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat het college toepassing had behoren te geven aan de hardheidsclausule.
3.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en R.P.T. van Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) G.J. van Gendt

QH