ECLI:NL:CRVB:2013:2967
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en weigering heropening WAO-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die op 23 maart 2004 is ingetrokken. Appellante heeft in 2011 verzocht om heropening van haar uitkering, maar het Uwv heeft dit verzoek geweigerd op basis van artikel 43a van de WAO, omdat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was vastgesteld binnen vijf jaar na de intrekking.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische gegevens van appellante onvoldoende bewijs boden voor haar stelling dat er voor maart 2009 sprake was van een toename van haar beperkingen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de medische informatie van haar behandelaars, waaronder een reumatoloog en een huisarts, niet juist is beoordeeld en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen goede gronden waren om de twijfel over de vaststelling van de toegenomen arbeidsongeschiktheid ten gunste van appellante te laten strekken. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank, en dat de medische beperkingen ten tijde van de intrekking niet waren toegenomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.