ECLI:NL:CRVB:2013:2938

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
12-737 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen op grond van de Wmo voor vervoersvoorziening en hulp bij het huishouden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellant had aanvragen ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een vervoersvoorziening en hulp bij het huishouden, welke door het college van burgemeester en wethouders van Roermond waren afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een medisch advies dat op 25 februari 2011 was opgesteld. Appellant stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn gezondheidsproblemen, waaronder diabetes, COPD, astma, apneu, obesitas, zwakke knieën en psychische klachten. Hij betoogde dat hij door deze beperkingen niet in staat was om gebruik te maken van het openbaar vervoer of om huishoudelijke taken uit te voeren.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was en dat het college op basis van dit onderzoek kon concluderen dat er geen medische indicatie was voor de gevraagde voorzieningen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd en verwees enkel naar zijn eerdere argumenten. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H.J. de Mooij als voorzitter, en W.H. Bel en G. van Zeben-de Vries als leden, in aanwezigheid van griffier K.E. Haan. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

12/737 WMO
Datum uitspraak: 18 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
23 december 2011, 11/1032 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Roermond (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A.E. Bol hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting van 2 oktober 2013 ter behandeling aan de orde gesteld, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluiten van 3 maart 2011 heeft het college de aanvragen van appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), strekkende tot toekenning van een vervoersvoorziening en hulp bij het huishouden, afgewezen. Na bezwaar heeft het college deze afwijzingen gehandhaafd bij besluit van 4 juli 2011 (bestreden besluit).
Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het medisch advies van de MO-zaak van
25 februari 2011.
2.1. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Kern van zijn betoog is dat het bestreden besluit medisch onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen als gevolg van diabetes, COPD, astma, apneu, obesitas, zwakke knieën en psychische klachten. Appellant stelt dat hij gezien zijn beperkingen niet in staat is om deel te nemen aan het openbaar vervoer en om alle huishoudelijke werkzaamheden te verrichten.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt niet onzorgvuldig geweest en kon het college op grond daarvan aannemen dat er geen medische indicatie aanwezig is voor de gevraagde voorzieningen. Daartoe is overwogen dat de medisch adviseur appellant heeft ontvangen op haar spreekuur en zij bij haar onderzoek de aanwezige medische informatie uit de behandelende sector heeft betrokken. De medisch adviseur heeft het volledige ziektebeeld van appellant in de oordeelsvorming betrokken en heeft deugdelijk gemotiveerd waarom er geen medische indicatie aanwezig is voor de gevraagde voorzieningen. Appellant heeft geen medische stukken overgelegd die zijn stellingen ondersteunen dat het ziektebeeld onvolledig of onjuist is weergegeven en hij als gevolg van zijn beperkingen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer en niet alle huishoudelijke werkzaamheden kan verrichten.
3.
In hoger beroep heeft appellant verwezen naar de gronden die hij in beroep naar voren heeft gebracht.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het verwijzen naar de in beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar.
4.3.
Appellant heeft ook in hoger beroep zijn stellingen, dat bij het bestreden besluit is uitgegaan van een onvolledig of onjuist ziektebeeld en dat hij als gevolg van zijn beperkingen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer en niet alle huishoudelijke werkzaamheden kan verrichten, niet onderbouwd met medische gegevens.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en W.H. Bel en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) K.E. Haan

JL