ECLI:NL:CRVB:2013:2936

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
12-1278 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Brand
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afwijzing van een aanvraag om hulp en opvang door het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft een aanvraag om hulp en opvang die appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Klaas, had ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder. De aanvraag werd door het college op 16 augustus 2011 doorgezonden naar het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Echter, het college verklaarde bij besluit van 25 oktober 2011 het bezwaar van appellante niet ontvankelijk, omdat de brief van 16 augustus 2011 volgens hen geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht bevatte.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep stelde appellante dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de brief van het college geen besluit bevatte. Appellante betoogde dat de brief op rechtsgevolg was gericht, omdat het college met deze brief had geweigerd aan haar hulpvraag te voldoen. Tevens voerde zij aan dat de handelwijze van het college zou betekenen dat er geen rechterlijke toetsing mogelijk zou zijn van de doorzending van haar verzoek naar het COA.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief van 16 augustus 2011 geen besluit bevatte. De Raad concludeerde dat de brief geen beslissing op de aanvraag van appellante bevatte en dat de doorzending van de aanvraag naar het COA juist was. Het COA had uiteindelijk de aanvraag om opvang afgewezen bij besluit van 9 september 2011, wat door de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak was bevestigd. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/1278 WMO
Datum uitspraak: 18 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
22 februari 2012, 11/2312 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Klaas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2013. Appellante was vertegenwoordigd door mr. Klaas. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
H.H. Stegeman en E.G.E.H. Harwig.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij brief van 18 juli 2011 heeft mr. Klaas namens appellante verzocht om hulp en opvang voor appellante en haar gezin.
1.2. Het college heeft het verzoek van appellante bij brief van 16 augustus 2011 doorgezonden naar het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).
1.3. Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft het college het bezwaar niet ontvankelijk verklaard op grond van de overweging dat de brief van 16 augustus 2011 geen besluit bevat in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 25 oktober 2011 ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college het bezwaar tegen de brief van
16 augustus 2011 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellante heeft ter onderbouwing van haar stelling aangevoerd dat de brief van 16 augustus 2011 op rechtsgevolg is gericht, nu het college met deze brief heeft geweigerd aan de hulpvraag bedoeld in 1.1 te voldoen.
3.2.
Appellante heeft voorts aangevoerd dat indien de handelwijze van het college zou worden geaccepteerd dit tot gevolg zou hebben dat niet door een rechter kan worden beoordeeld of de doorzending van het verzoek van appellante naar het COA juist is.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat de brief van het college van 16 augustus 2011 geen besluit bevat. De brief bevat geen beslissing op de aanvraag van appellante.
De tekst van de brief geeft evenmin aanknopingspunten voor de opvatting dat is beoogd de aanvraag niet in behandeling te nemen of af te wijzen. De doorzending strekte er juist toe dat de aanvraag wel zou worden beoordeeld, maar dan door een ander bestuursorgaan. Dit is ook feitelijk geschied bij besluit van 9 september 2011.
4.2.
De Raad volgt niet het standpunt van appellante zoals is weergegeven in 3.2. Het COA heeft bij besluit van 9 september 2011 het verzoek van appellante om opvang afgewezen.
De rechtbank heeft het tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft bij uitspraak van 22 november 2011 de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
5.
Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi

RB