ECLI:NL:CRVB:2013:2892
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van eerder besluit inzake WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van het verzoek om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv, dat haar WAO-uitkering met ingang van 23 maart 2004 heeft ingetrokken. Appellante heeft in 2010 nieuwe feiten aangevoerd, die volgens haar aanleiding zouden moeten geven om het eerdere besluit te herzien. Het Uwv heeft echter het verzoek afgewezen, omdat de nieuwe feiten niet relevant zouden zijn voor de beoordeling van het besluit van 2004. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 december 2013 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de door appellante aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden niet als zodanig kunnen worden aangemerkt volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigt dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden pas in aanmerking komen als deze na het eerdere besluit zijn voorgevallen of als ze vóór dat besluit niet konden worden aangevoerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 6 april 2004 op goede gronden is afgewezen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft vastgesteld die een andere uitkomst rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.