ECLI:NL:CRVB:2013:2891

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
12-3542 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om terug te komen van een eerder besluit inzake WAZ-uitkering en de relevantie van het Verzekeringsgeneeskundig protocol Diabetes Mellitus

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. Brouwer, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van het Uwv om terug te komen van een eerder besluit van 6 september 2006, waarbij zijn WAZ-uitkering was ingetrokken. De appellant stelde dat er nieuwe feiten waren, namelijk het Verzekeringsgeneeskundig protocol Diabetes Mellitus, dat volgens hem een relevante wijziging in zijn situatie zou moeten betekenen.

De Raad overwoog dat het protocol geen nieuw feit of veranderde omstandigheid was in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het protocol pas vanaf 1 november 2011 gebruikt kon worden en dat het dus niet relevant was voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid ten tijde van het herzieningsverzoek in 2010. De Raad bevestigde deze overwegingen en stelde dat het Uwv op goede gronden had besloten niet terug te komen van het eerdere besluit.

De Raad concludeerde dat het verzoek van de appellant niet voldeed aan de eisen van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zoals vereist door de wet. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/3542 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 22 mei 2012, 11/298 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 18 december 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het geding bij de Raad bekend onder nummer 12/5425 WAZ, plaatsgevonden op 6 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke. Ter afdoening zijn de gedingen weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 6 september 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) met ingang van
7 november 2006 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 25% bedroeg. Bij besluit van 20 september 2007 is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 september 2006 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 september 2008 heeft de rechtbank het besluit van 20 september 2007 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Bij uitspraak van 2 september 2009, 08/5673 WAZ (LJN BJ7438), heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het besluit van
6 september 2006 is daarmee in rechte onaantastbaar geworden.
1.2. Bij brief van 1 september 2010 heeft appellant het Uwv verzocht om terug te komen van het besluit van 6 september 2006. In dat verband heeft hij, onder verwijzing naar het Verzekeringsgeneeskundig protocol Diabetes Mellitus aangevoerd, dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden op basis waarvan een nieuwe beoordeling zou moeten plaatsvinden. Bij besluit van 29 oktober 2010 heeft het Uwv meegedeeld dat uit een ingesteld onderzoek is gebleken dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn, die ertoe leiden dat de genomen beslissing onjuist zou zijn. Het Uwv heeft daarom besloten niet terug te komen van het gestelde in de beslissing van 6 september 2006.
1.3. Bij besluit van 24 maart 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 oktober 2010 ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Verzekeringsgeneeskundig protocol Diabetes Mellitus geen nieuw feit of veranderde omstandigheid is in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat met ingang van
1 november 2011 bij de beoordeling van diabetes mellitus gebruik wordt gemaakt van het door appellant bedoelde protocol. Ten tijde van het herzieningsverzoek, gedateerd
1 september 2010, kon nog geen gebruik gemaakt worden van dat protocol. Reeds daarom is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een nieuw feit of een veranderde omstandigheid in voornoemde zin. Afgezien daarvan is de rechtbank van oordeel dat een nieuw protocol slechts een nieuw feit kan opleveren, indien dat protocol leidt tot een nieuw medisch inzicht en dat nieuwe medische inzicht er bovendien toe zou hebben geleid dat het Uwv tot een ander besluit zou zijn gekomen als de beoordeling ten tijde van de besluitvorming had plaatsgevonden aan de hand van dat nieuwe medische inzicht.
3.
In hoger beroep heeft appellant, onder verwijzing naar hetgeen hij reeds in beroep heeft aangevoerd, betwist dat het Verzekeringsgeneeskundig protocol Diabetes Mellitus geen nieuw feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Awb is. Zelfs indien het protocol pas per 1 november 2011 gebruikt zou worden, dan kan het als een nieuw feit of veranderde omstandigheid worden aangemerkt, omdat het om een protocol gaat dat bij de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid nog niet bekend was.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vast staat dat het Uwv bij besluit van 6 september 2006 de WAZ-uitkering van appellant met ingang van 7 november 2006 heeft ingetrokken. Dat besluit is met de onder 1.1 genoemde uitspraken van de rechtbank en van de Raad in rechte onaantastbaar geworden.
4.2.
Het verzoek van appellant van 1 september 2010 strekt ertoe dat het Uwv terugkomt van zijn besluit van 6 september 2006. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 21 oktober 2003, LJN AM3202) is op zo’n verzoek artikel 4:6 van de Awb van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren moet brengen. Wanneer de aanvrager dat niet doet, kan een bestuursorgaan het verzoek afwijzen met een verwijzing naar zijn eerdere besluit. Ook als zonder meer duidelijk is dat wat bij het verzoek is aangevoerd niet van belang kan zijn voor het eerdere besluit, mag een bestuursorgaan het verzoek op deze manier afwijzen. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het bestreden besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerder besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
4.3.
Ter ondersteuning van zijn verzoek van 1 september 2010 heeft appellant aangevoerd dat het Verzekeringsgeneeskundig protocol Diabetes Mellitus als een nieuw feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Awb moet worden aangemerkt. Het ter zake gegeven oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden door de Raad onderschreven. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 27 maart 2013,
LJN BZ5774, wordt daaraan toegevoegd dat appellant niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat het genoemde protocol heeft te gelden als een relevant novum in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Het verzoek om terug te komen van het besluit van 6 september 2006 is daarom door het Uwv op goede gronden afgewezen.
4.4.
Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Er is geen grond voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) H.J. Dekker

EW