ECLI:NL:CRVB:2013:2884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die geen recht op een WIA-uitkering werd toegekend. Appellant, die als zelfstandig kapper werkte, was op 4 mei 2009 uitgevallen door knie- en voetklachten, evenals handklachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts in 2011 werd vastgesteld dat appellant niet geschikt was voor zijn maatgevende werk, maar wel voor andere functies, wat leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 35%. Het Uwv besloot op 16 maart 2011 dat appellant per 2 mei 2011 geen recht had op een WIA-uitkering.
Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Arnhem verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat het medisch onderzoek onvolledig was en dat hij ernstiger beperkt was dan aangenomen. De Raad oordeelde dat de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit afdoende had besproken en gemotiveerd. De verzekeringsarts had adequaat beperkingen vastgesteld en de bezwaarverzekeringsarts had geen aanleiding gezien voor verdergaande beperkingen.
De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies, zoals transportplanner en telefonist, geschikt waren voor appellant, ondanks zijn bezwaren over opleidingseisen en computerervaring. De Raad oordeelde dat de bezwaararbeidsdeskundige overtuigend had aangetoond dat appellant aan de eisen voldeed. De berekening van de maatmanomvang en het verlies aan verdiencapaciteit werd ook als correct beoordeeld. Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.