ECLI:NL:CRVB:2013:2865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als tuinbouwmedewerker werkte, had zich op 12 december 2011 ziek gemeld met rugklachten. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellant met ingang van 29 december 2011 weer geschikt was voor zijn eigen werk en verleende hem geen recht meer op een Ziektewet-uitkering. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat er geen informatie was ingewonnen bij zijn huisarts en behandelend revalidatiearts. Hij voerde aan dat zijn rugklachten ernstig waren en dat de belasting van zijn werk onderschat was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig had gehandeld. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts hadden appellant medisch onderzocht en de relevante medische informatie in hun beoordeling betrokken. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat de verzekeringsarts een onjuist beeld had van de werkzaamheden van appellant of dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De Raad volgde de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat appellant, ondanks zijn chronische rugklachten, in staat was om zijn werk te verrichten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor verzekerden om relevante medische informatie aan te leveren ter ondersteuning van hun claims. De Raad concludeerde dat de beschikbare gegevens voldoende basis boden voor de conclusie dat appellant geschikt was voor zijn arbeid, en dat zijn subjectieve klachten niet voldoende waren om ongeschiktheid vast te stellen.