ECLI:NL:CRVB:2013:2862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellante, die eerder een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, had zich op 4 oktober 2007 ziek gemeld vanwege diverse lichamelijke klachten, die later verergerd werden door psychische klachten. Na een beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar lichamelijke en psychische klachten, met name de oogaandoening Stargardt type 1 die in augustus 2011 was vastgesteld. De Raad heeft de zaak heropend en een deskundige benoemd, die op 5 oktober 2012 rapporteerde dat appellante serieuze klachten had en dat haar belastbaarheid beperkt was door de verminderde visus. Echter, in een aanvullend rapport van 10 juli 2013 concludeerde de deskundige dat er geen bewijs was voor een verminderde visus vóór 5 oktober 2010.
De Raad heeft het oordeel van de deskundige gevolgd en vastgesteld dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding geven om te twijfelen aan de functionele mogelijkheden van appellante zoals vastgelegd in de FML van 3 juni 2010. De Raad oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellante. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.