4.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.Betrokkene heeft in bezwaar, beroep en hoger beroep ruimschoots de gelegenheid gehad bewijs aan te dragen voor haar stelling dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat zij in de onder 2.2 vermelde periode voor bijstandsverlening in aanmerking komt. Zij heeft de Raad pas ter zitting verzocht om de zaak aan te houden zodat zij alsnog op zoek kan gaan naar bewijs ter ondersteuning van deze stelling. Betrokkene heeft niet concreet te kennen gegeven welk bewijs zij nog binnen welke tijd zou kunnen verstrekken. Onder deze omstandigheden maakt de Raad geen gebruik van de in artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde bevoegdheid om het onderzoek in deze zaak te heropenen om betrokkene in staat te stellen bewijs te vergaren.
4.2.Het nader besluit wordt op de voet van het bepaalde in de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb, mede in de beoordeling betrokken.
De aanvraag om algemene bijstand: algemeen
4.3.In artikel 44, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, indien door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt vóór de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Volgens vaste rechtspraak van de Raad inzake toepassing van de artikelen 43 en 44 van de WWB
(CRvB 21 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8690) wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de melding heeft plaatsgevonden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. De aanvraag om algemene bijstand: de periode van 18 november 2009 tot 29 januari 2010
4.4.Het college heeft eerst in hoger beroep het standpunt ingenomen dat betrokkene zich op 18 november 2009 niet bij Uwv heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Het college heeft aangevoerd dat betrokkene op die datum door Uwv in de gelegenheid is gesteld om een uitkering ingevolge de WW aan te vragen. De door het college in hoger beroep overgelegde rapportage van Uwv is onduidelijk en ondersteunt die stelling niet. De beroepsgrond van het college slaagt daarom niet.
De aanvraag om algemene bijstand: de periode van 30 juni 2009 tot 18 november 2009
4.5.De beroepsgrond van betrokkene dat zij in de periode van 30 juni 2009 tot 18 november 2009 in verband met haar gezondheidstoestand niet in staat was om haar zaken te regelen of een melding te doen, heeft betrokkene niet met medische of andere gegevens onderbouwd. Reeds om die reden slaagt deze beroepsgrond niet.
De aanvraag om bijzondere bijstand
4.6.In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand, voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.7.Zoals in 1.2 al is vermeld, heeft betrokkene bijzondere bijstand aangevraagd voor haar woonlasten om executoriale verkoop van haar woning te voorkomen. Deze executoriale verkoop hield verband met een achterstand in de betaling van de hypotheeklasten en kon niet meer worden voorkomen met het verlenen van bijzondere bijstand met ingang van 14 januari 2010 voor de vaste lasten van de woning. Gelet hierop is de Raad met de rechtbank en het college, en anders dan betrokkene, van oordeel dat de kosten waarvoor betrokkene bijzondere bijstand heeft aangevraagd, niet zijn aan te merken als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.
Conclusie ten aanzien van de aangevallen uitspraak
4.8.Uit wat hiervoor onder 4.1 en 4.3 tot en met 4.7 is overwogen volgt dat de hoger beroepen niet slagen. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
4.9.Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van een aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.10.De Raad onderschrijft het standpunt van het college dat de woon- en leefsituatie van betrokkene onduidelijk was, voor zover het betreft de periode van 18 november 2009 tot
14 januari 2010. In die periode woonde betrokkene nog thuis en stond tevens [naam ex-partner] op haar adres ingeschreven. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij toen alleenstaand was. Verder stond tot 17 december 2009 een bedrijf op haar naam geregistreerd. Betrokkene heeft niet voldaan aan de op haar rustende inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand over deze periode niet kan worden vastgesteld.
4.11.Op 14 januari 2010 is betrokkene gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Haar woon- en leefsituatie was toen wel duidelijk. Het college had betrokkene daarom vanaf 14 januari 2010 in aanmerking moeten brengen voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande, die in een inrichting verblijft. Het college heeft dit ter zitting van de Raad erkend.
4.12.Uit wat onder 4.11 is overwogen volgt dat het beroep van betrokkene tegen het nader besluit gegrond dient te worden verklaard. Dit besluit komt voor vernietiging in aanmerking voor zover het betreft de periode van 14 januari 2010 tot 29 januari 2010. De Raad zal zelf in de zaak voorzien en bepalen dat het college aan betrokkene over de periode van 14 januari 2010 tot 29 januari 2010 bijstand verleent naar de norm voor een alleenstaande die in een inrichting verblijft.