ECLI:NL:CRVB:2013:2835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Korting en terugvordering van WAO-uitkering wegens inkomsten uit werk
In deze zaak gaat het om de korting en terugvordering van een WAO-uitkering van appellante wegens inkomsten uit werk. Appellante ontvangt sinds 27 februari 1999 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), aanvankelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter vastgesteld dat appellante in de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2009 inkomsten heeft gegenereerd uit een eigen onderneming, wat heeft geleid tot een korting op haar uitkering en een terugvordering van onterecht betaalde uitkeringen tot een bedrag van € 23.740,56. De rechtbank Maastricht heeft de bezwaren van appellante tegen deze besluiten ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellante redelijkerwijs had kunnen weten dat haar inkomsten invloed hadden op haar uitkering. De Raad oordeelt dat de gedragslijn van het Uwv, die consistent is toegepast, rechtmatig is. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij nooit expliciet is geïnformeerd over de gevolgen van haar inkomsten voor haar uitkering, maar de Raad oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering rechtmatig is, aangezien appellante niet heeft aangetoond dat er dringende redenen zijn die een terugvordering onaanvaardbaar zouden maken. De uitspraak van de Raad is gedaan op 11 december 2013.