ECLI:NL:CRVB:2013:2827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. Van Voorst
- J.S. van der Kolk
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op 21 september 2011. Het Uwv heeft bij besluit van 10 november 2011 vastgesteld dat appellante met ingang van 9 januari 2012 geen recht op een WIA-uitkering heeft, omdat zij niet als arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Dit besluit werd in bezwaar door het Uwv bevestigd, waarbij werd gesteld dat appellante weliswaar beperkingen ondervond, maar geschikt was voor de geselecteerde functies.
De rechtbank heeft in haar uitspraak op 20 november 2012 de motivering van het Uwv onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep de eerder aangevoerde gronden herhaald en onderbouwd met een verklaring van haar dochter, waarin zij stelt dat haar beperkingen haar verhinderen om de geduide functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is als zorgvuldig en volledig beoordeeld, en de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts zijn voldoende in de beoordeling betrokken.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de functies die aan appellante zijn voorgehouden medisch geschikt zijn. Het hoger beroep van appellante is derhalve niet geslaagd, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 11 december 2013.