ECLI:NL:CRVB:2013:2795
Centrale Raad van Beroep
Afwijzing aanvraag Wmo voor vergoeding kosten keuring en parkeerplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant had een aanvraag ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor vergoeding van de kosten van een keuring ten behoeve van een gehandicaptenparkeerkaart en de aanleg van een parkeerplaats. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant gebruik kan maken van collectief aanvullend vervoer. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen medische gegevens heeft overgelegd die aantonen dat hij niet in staat is om gebruik te maken van het collectief aanvullend vervoer. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de tekst van de Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning geen ruimte laat voor de interpretatie dat een individuele voorziening kan worden toegekend, ook al zijn er geen medische beperkingen voor het gebruik van collectief vervoer. De Raad heeft ook geoordeeld dat het college niet verplicht was om van het primaat van het collectief aanvullend vervoer af te wijken, zelfs niet als de kosten van een andere vervoersvoorziening lager zijn.
De Raad heeft geconcludeerd dat het collectief aanvullend vervoer voor de appellant een voorziening is die voldoet aan de compensatieplicht van het college, zoals bedoeld in de Wmo. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 december 2013.