ECLI:NL:CRVB:2013:2784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet woonachtig in de gemeente
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante door het college van burgemeester en wethouders van Diemen. Appellante ontving van 30 november 1999 tot 15 maart 2011 bijstand van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Na een wijziging in haar woonsituatie, waarbij zij aangaf bij haar zuster te wonen, heeft het college van Diemen haar bijstand met ingang van 15 maart 2011 ingetrokken. Dit gebeurde na een onderzoek naar haar woonsituatie, waarbij bleek dat appellante in werkelijkheid niet woonachtig was in de gemeente Diemen, maar in [plaatsnaam]. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 29 oktober 2013 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Zij betwistte de juistheid van de verklaring die zij op 29 juni 2011 had afgelegd aan de handhavingsspecialist. Appellante stelde dat zij onder druk had getekend en dat haar hoofdverblijf wel degelijk in [woonplaats] was. De Centrale Raad van Beroep heeft de verklaring van appellante echter als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze ondertekend was en direct op schrift was gesteld door de handhavingsspecialist. De Raad concludeerde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de intrekking van de bijstand.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 december 2013.