ECLI:NL:CRVB:2013:2782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegang tot afgesloten kamer tijdens huisbezoek en medewerkingsverplichting bij bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant werd bevestigd. Appellant had op 8 juni 2011 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een anonieme tip dat appellant niet op het opgegeven adres woonde, werd hij uitgenodigd voor een gesprek en toestemming gevraagd voor een huisbezoek. Tijdens dit huisbezoek op 14 november 2011 weigerde appellant toegang te verlenen tot een afgesloten kamer, ondanks dat medewerkers van de sociale dienst een sterke wietlucht roken. Appellant had eerder toestemming gegeven voor het huisbezoek, maar volhardde in zijn weigering om de kamer te openen, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand per 14 november 2011.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er op het moment van het huisbezoek een redelijke grond was om van appellant te verlangen dat hij toegang tot de afgesloten kamer verleende. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de toestemming voor het huisbezoek vrijwillig was en berustte op ‘informed consent’. De Raad concludeert dat appellant niet heeft voldaan aan zijn inlichtingen- en medewerkingsverplichting, zoals voorgeschreven in artikel 17 van de WWB. Hierdoor kon het college niet vaststellen of appellant nog recht op bijstand had, wat hen bevoegd maakte om de bijstand in te trekken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.