ECLI:NL:CRVB:2013:2776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, waarbij zijn bijstand met 20% werd verlaagd gedurende een maand. Dit gebeurde omdat appellant onvoldoende had meegewerkt aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een medisch en arbeidsdeskundig advies ontvangen waaruit bleek dat hij voltijds kon werken, mits rekening werd gehouden met zijn beperkingen. Ondanks herhaalde oproepen om te verschijnen voor een arbeidscontract en een medisch onderzoek, is appellant niet verschenen, met als reden rugklachten. Het college heeft appellant vervolgens bij besluit van 4 november 2011 een maatregel opgelegd, die later door de rechtbank werd bevestigd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk bereid was om mee te werken aan een medisch onderzoek, maar dat hij dit niet kon doen vanwege zijn rugklachten. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant verwijtbaar onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek, omdat hij de keuringsarts niet in de gelegenheid heeft gesteld om de ernst van zijn klachten te beoordelen. De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad concludeert dat de weigering van appellant om mee te werken aan het huisbezoek niet kan worden geaccepteerd, en dat de maatregel van het college terecht is opgelegd.