Uitspraak
29 augustus 2012, 12/3319 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellante door geen melding te maken van de op haar naam staande rekeningen van Nationale Nederlanden en ING, de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden als gevolg waarvan zij over genoemde periode geen recht op bijstand had.
Deze stelling treft geen doel. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen heeft appellante haar stelling niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. De verklaring van de ex-echtgenoot tegenover medewerkers van de sociale recherche, inhoudende dat hij in januari 2008 een kasopname heeft gedaan en dat hij het geld bij zich heeft gedragen totdat het op was, is daartoe onvoldoende. Bewijs van de kasopname is voorts niet voorhanden. Weliswaar heeft appellante op 28 september 2011 de ING om een bewijs van de kasopname verzocht, maar de ING heeft dit verzoek niet in behandeling genomen omdat gegevens een jaar bewaard blijven en het verzoek van appellante zag op een gebeurtenis van langer dan een jaar geleden. Voor zover appellante stelt in bewijsnood te verkeren, heeft zij die over zichzelf heeft afgeroepen, nu zij in strijd met de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft nagelaten de afdeling Publiekszaken, Werk Inkomen en Zorg van het begin af aan volledig in te lichten over de bankrekeningen. Daarmee is aan het college de mogelijkheid onthouden om zich ten tijde van de bijstandaanvraag een actueel beeld te vormen van de feiten en omstandigheden die voor de bijstandsverlening van belang zijn en om, waar nodig, meteen controlerend en bijsturend op te treden.
4.6. Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroept niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.