ECLI:NL:CRVB:2013:2772

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
12-4736 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand op grond van niet overleggen van gevraagde gegevens

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellante op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft haar bij brief van 24 november 2011 verzocht om bepaalde bankafschriften te overleggen. Appellante heeft op 5 december 2011 slechts een gedeelte van de gevraagde gegevens ingediend, waarna het college op 9 december 2011 besloot de bijstand op te schorten. Uiteindelijk heeft het college op 22 december 2011 de bijstand van appellante ingetrokken, omdat zij niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens had verstrekt.

Appellante heeft tegen deze intrekking bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college eveneens ongegrond verklaard. Appellante heeft hierop hoger beroep ingesteld, waarbij zij betwistte dat zij alleen door een volledig transactieoverzicht kon aantonen dat er geen bankafschriften meer na een bepaald volgnummer zijn gevolgd.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot intrekking van de bijstand. De Raad concludeerde dat, ondanks het ontbreken van een tweede pagina van het transactieoverzicht, de beschikbare gegevens voldoende waren om aan te tonen dat er na 22 juni 2011 geen mutaties meer hebben plaatsgevonden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het college herroepen, waarbij het college werd veroordeeld in de kosten van appellante.

Uitspraak

12/4736 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
11 juli 2012, 12/2485 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)
Datum uitspraak: 10 december 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van den Heuvel. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Tibben.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
In het kader van het jaarlijks groot onderzoek heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. Omdat appellante niet alle vereiste stukken kon overleggen, heeft het college appellante bij brief van 24 november 2011 verzocht om uiterlijk 5 december 2011 onder meer bankafschriften van rekeningnummer[nr.] over te leggen vanaf volgnummer 6 tot en met heden. Op 5 december 2011 heeft appellante een gedeelte van de gevraagde gegevens overgelegd waaronder een overzicht van
30 november 2011 van de bij- en afschrijvingen van de gevraagde bankrekening met daarop vijf transacties op 21 en 22 juni 2011. Naar aanleiding hiervan heeft het college bij besluit van 9 december 2011 het recht op bijstand opgeschort met ingang van 5 december 2011 en daarbij appellante tot uiterlijk 21 december 2011 in de gelegenheid gesteld om onder meer wederom de bankafschriften van rekeningnummer[nr.] over te leggen vanaf volgnummer 6 tot en met heden. Appellante heeft daarop pagina 1 van 2 van een afschrift met bij- en afschrijvingen over de periode van 20 juni 2010 tot en met 19 december 2011 overgelegd met daarop vier transacties op 21 en 22 juni 2011.
1.3.
Bij besluit van 22 december 2011 heeft het college de bijstand van appellante met toepassing van artikel 54, vierde lid van de WWB, beëindigd (ingetrokken) met ingang van
5 december 2011 op de grond dat appellante niet binnen de daartoe gestelde hersteltermijn de gevraagde gegevens heeft verstrekt.
1.4.
Bij besluit van 14 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 22 december 2011 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de overlegde overzichten niet compleet zijn en dat daardoor niet controleerbaar is of er in de periode na 11 juli 2011 nog transacties hebben plaatsgevonden.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij betwist dat zij alleen door een volledig transactieoverzicht van bij- en afschrijvingen over de gevraagde periode kan aantonen dat er geen bankafschriften meer na volgnummer 5 zijn gevolgd. Het koppelen van de overgelegde transactieoverzichten en de eerder overgelegde bankafschriften met volgnummer 4 en 5 leveren een waterdicht bewijs dat er geen andere transacties hebben plaatsgevonden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het besluit tot opschorting van het recht op bijstand staat in rechte vast, zodat uitsluitend ter beoordeling voorligt of de intrekking van de bijstand ingaande 5 december 2011 op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB in rechte stand kan houden.
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of het college op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB bevoegd was tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of deze heeft verzuimd binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dit het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.
4.3.
Niet in geschil is dat de door het college verzochte gegevens, die volgens het college ook kunnen bestaan uit transactieoverzichten, op zich van belang waren voor het vaststellen van het recht op bijstand. Appellante heeft niet binnen de daartoe gestelde hersteltermijn volledig voldaan aan het verzoek van het college om de bedoelde gegevens te verstrekken, doordat zij van het op 19 december 2011 overlegde transactieoverzicht niet de tweede pagina heeft overgelegd. Het college was dan ook bevoegd de bijstand per 5 december 2011 in te trekken.
4.4.
Met appellante is de Raad niettemin van oordeel dat ook zonder deze pagina, gelet op de inhoud van de wel overlegde pagina, een volledig overzicht van de mutaties op de betreffende bankrekening kan worden verkregen.
4.5.
Ter zitting is namens het college te kennen gegeven dat het wil weten of er na
22 juni 2011 mutaties hebben plaatsgevonden. Uit het op 19 december 2011 gedateerde overzicht “bij- en afschrijvingen” van rekeningnummer[nr.] blijkt dat de mutaties een aflopende datering hebben. De eerste mutatie boven aan pagina 1 is van 22 juni 2011 en de laatste van 21 juni 2011. Het is zeer onwaarschijnlijk, en daar is in casu ook geen enkele aanwijzing voor, dat op de ontbrekende tweede bladzijde van dit overzicht mutaties staan van na 22 juni 2011. Ook overigens wordt niet betwist dat na 22 juni 2011 er geen mutaties meer hebben plaatsgevonden. Hieruit volgt dat het college appellante niet kan tegenwerpen dat zij de ontbrekende tweede bladzijde van het overzicht niet heeft ingeleverd.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot intrekking van de bijstand van appellante met ingang van 5 december 2011.
4.7.
De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.
4.8.
De Raad ziet tevens aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het besluit van
22 december 2011 te herroepen. Dit besluit lijdt aan hetzelfde gebrek als het bestreden besluit. Het college heeft niet gesteld dat de bijstand op een andere grond kan worden ingetrokken met ingang van 5 december 2011, terwijl de beschikbare gegevens daarvoor ook geen aanknopingspunten bieden. Hierbij neemt de Raad in aanmerking dat het college ter zitting van de Raad te kennen heeft gegeven dat er geen twijfel bestaat over het door appellante in hoger beroep overgelegde overzicht “bij- en afschrijvingen”.
5.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten van appellante in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op in totaal € 1.888,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 14 februari 2012;
- herroept het besluit van 22 december 2011 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt
van het besluit van 14 februari 2012;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.888,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 157,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van
J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
10 december 2013.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) J.C. Hoogendoorn
ew