ECLI:NL:CRVB:2013:2761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting door appellant met betrekking tot inkomsten uit gokken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 10 maart 2008 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn bijstandsuitkering zien intrekken vanwege een schending van de inlichtingenverplichting. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had twijfels over de rechtmatigheid van de verleende bijstand en voerde een onderzoek uit. Tijdens dit onderzoek bleek dat de appellant inkomsten had uit gokken, maar hij had geen verifieerbare gegevens overgelegd om deze inkomsten aan te tonen.
De Raad constateerde dat de appellant op 7 september 2010 een bedrag van € 1.290,93 op zijn bankrekening had ontvangen, dat hij verklaarde te hebben verdiend met gokken. Echter, de appellant had geen administratie bijgehouden van zijn gokactiviteiten en de overgelegde bankafschriften waren onvoldoende om zijn inkomsten en uitgaven te verifiëren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant onvoldoende inzicht had gegeven in zijn inkomsten uit gokken, en deze conclusie werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.
De Raad oordeelde dat de appellant er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat hij, indien hij aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, recht op bijstand zou hebben gehad. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door C. van Viegen, met O.P.L. Hovens als griffier.