ECLI:NL:CRVB:2013:2747

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
12-4022 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag bijstand wegens niet tijdig en niet volledig inleveren van gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 1 december 2011 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant de gevraagde gegevens niet volledig en tijdig had ingeleverd. De appellant had een hersteltermijn gekregen tot 23 januari 2012 om de ontbrekende gegevens, waaronder bankafschriften en een deugdelijke administratie van zijn werkzaamheden als taxichauffeur, te overleggen. Ondanks de toezegging van de appellant dat hij binnen vijf werkdagen de benodigde bankafschriften zou aanleveren, heeft hij deze niet tijdig ingediend.

De voorzieningenrechter had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, omdat de appellant niet aan zijn verplichtingen had voldaan. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij wel degelijk de gevraagde stukken had ingediend en dat het college zijn belangen niet voldoende had meegewogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college op goede gronden om de ontbrekende gegevens had verzocht en dat de appellant deze niet binnen de gestelde termijn had verstrekt. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant redelijkerwijs over de bankafschriften kon beschikken en dat hij niet om een verlenging van de termijn had verzocht.

De Raad heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat de aangevallen uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd moest worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2013.

Uitspraak

12/4022 WWB
Datum uitspraak: 10 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 5 juni 2012, 12/2211 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Yeniasci, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Plaisier.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 1 december 2011 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij brief van 16 januari 2012 heeft het college aan appellant een hersteltermijn tot 23 januari 2012 gegeven om ontbrekende gegevens over te leggen. Het ging om afschriften van alle rekeningnummers waar appellant over kan beschikken vanaf 1 januari 2011 en een deugdelijke administratie van de werkzaamheden van appellant als taxichauffeur vanaf 1 januari 2011. Bij brief van 23 januari 2012 heeft appellant, voor zover hier van belang, meegedeeld dat hij papieren van de belastingdienst, de bank en zijn boekhouder heeft ingeleverd en dat hij geen andere papieren in bezit heeft. In een handgeschreven toevoeging onderaan de brief heeft appellant meegedeeld dat hij op 20 januari 2012 naar de bank is geweest voor de benodigde bankafschriften, dat hij deze binnen vijf werkdagen per post krijgt en dat hij deze dan zal komen brengen.
1.2.
Bij besluit van 3 februari 2012, gehandhaafd bij besluit van 21 mei 2012 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant de gevraagde gegevens niet volledig en niet tijdig heeft ingeleverd. Onder andere ontbraken afschriften van de zakelijke rekening met nummer [nr.] en een deugdelijke administratie van de zelfstandige activiteiten vanaf 1 januari 2011. De behandelaar van de aanvraag heeft naar aanleiding van de brief van appellant van
23 januari 2012 nog vijf werkdagen gewacht op een reactie alvorens de aanvraag buiten behandeling is gesteld.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de voorzieningenrechter overwogen dat appellant niet tijdig alle door het college gevraagde stukken heeft ingeleverd. Appellant heeft ter zitting kopieën van bankafschriften van de zakelijke rekening over de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 oktober 2011 overgelegd. Een deugdelijke boekhouding van het taxibedrijf van appellant, dan wel een liquidatiebalans en afschriften van de zakelijke rekening over het gehele jaar 2011, ontbreken. De door appellant overgelegde specificatie betalingsverkeer van de zakelijke rekening duidt erop dat appellant in het vierde kwartaal wel gelden heeft ontvangen. Volgens die specificatie is geld in rekening gebracht voor een kasstorting en 82 omzetstortingen. Nu appellant niet de afschriften over het hele jaar 2011 heeft overgelegd, moet het er vooralsnog voor worden gehouden dat er na 27 oktober 2011 nog transacties op de rekening hebben plaatsgevonden, namelijk de kasstorting en de omzetstortingen.
3.
Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat hij op 23 januari 2012 alle stukken heeft ingediend waarom het college heeft verzocht, voor zover dit in zijn macht lag. Het college had een voorschot kunnen verlenen, zodat appellant zijn lasten, waaronder de kosten van de bank, kon voldoen. Appellant heeft schulden moeten maken. Het college heeft zijn belangen niet voldoende meegewogen en daarmee artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschonden. Het college heeft gehandeld in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) door hem geen bijstand te verstrekken.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Niet in geschil is dat het college op goede gronden om afschriften van de zakelijke rekening en gegevens met betrekking tot het taxibedrijf heeft verzocht. Ook is niet in geschil dat appellant deze gegevens niet heeft verstrekt binnen de gegeven hersteltermijn.
4.3.
Gelet op de aantekening op de brief van appellant van 23 januari 2012 moet het ervoor gehouden worden dat appellant redelijkerwijs over de bankafschriften kon beschikken. Appellant heeft niet gedurende de door het college gestelde hersteltermijn om verlenging van die termijn verzocht. Hij heeft in de brief van 23 januari 2012 te kennen gegeven dat hij te rekenen vanaf 20 januari 2012 binnen vijf werkdagen de bankafschriften zou ontvangen en deze dan zou inleveren. Het college heeft daarin aanleiding gezien deze termijn nog af te wachten, doch appellant heeft ook daarbinnen de gevraagde gegevens niet overgelegd. Of appellant in staat was om binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens over zijn taxibedrijf te verstrekken, kan in het midden blijven. Reeds gelet op het ontbreken van de gevraagde afschriften van de zakelijke rekening was het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd de aanvraag van appellant buiten behandeling te laten. Hetgeen appellant heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om te oordelen dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvraag gebruik heeft kunnen maken. Van de gestelde, niet nader onderbouwde, schending van artikel 8 van het EVRM kan daarom ook geen sprake zijn.
4.4.
Aard en inhoud van het besluit dat strekt tot het buiten behandeling laten van de aanvraag om bijstand, brengen mee dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens of bescheiden die na het nemen van dat besluit alsnog zijn verstrekt. De voorzieningenrechter heeft dan ook ten onrechte de ter zitting overgelegde afschriften betrokken bij zijn oordeel.
4.5.
De beroepsgrond dat appellant ten onrechte geen voorschot is verleend kan hier niet aan de orde komen, omdat daartegen niet de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat. Appellant had zich bij geen of ontoereikende toepassing van artikel 52 van de WWB op grond van artikel 81 van de WWB tot de voorzitter van gedeputeerde staten kunnen wenden.
4.6.
Uit 4.3 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd, gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen, met verbetering van gronden.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2013
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) A.C. Oomkens
sg