ECLI:NL:CRVB:2013:2696

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
11-4723 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet en verdragsgerechtigdheid van appellanten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, woonachtig in Spanje, hebben hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) die hen als verdragsgerechtigden hebben aangemerkt en hen verplichten tot het betalen van een buitenlandbijdrage voor zorg in Spanje, ten laste van Nederland. De rechtbank had de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, wat hen ertoe bracht om in hoger beroep te gaan.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten recht hebben op zorg in Spanje op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Verordening (EEG) nr. 1408/71. De Raad oordeelde dat de fiscale residentie van appellanten en hun particuliere ziektekostenverzekering in Spanje niet afdoet aan hun verdragsgerechtigdheid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellanten, ondanks hun keuze om geen gebruik te maken van hun recht op zorg, nog steeds verplicht zijn om de buitenlandbijdrage te betalen. De Raad benadrukte dat de artikelen 28 en 28bis van de Verordening dwingend zijn en dat het niet inschrijven bij de verzekeringsinstelling in Spanje geen invloed heeft op hun bijdrageplicht.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellanten niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 november 2013.

Uitspraak

11/4723 ZVW, 11/4725 ZVW, 11/4726 ZVW, 11/4727 ZVW
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van
1 juli 2011 en 5 juli 2011, 09/2926, 09/2927 en 09/1989 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[Appellant] en[Appellante] te [woonplaats] (Spanje) (appellanten)
College voor zorgverzekeringen (Cvz)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013. Appellanten zijn verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.A. Rood.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluiten op bezwaar van 8 april 2009 (bestreden besluit I) en 21 augustus 2009 (bestreden besluit II) heeft Cvz - onder meer - te kennen gegeven dat appellanten ingevolge de - met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden - Zorgverzekeringswet (Zvw) verdragsgerechtigd zijn en op grond van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo. 1408/71) recht hebben op zorg in hun woonland (Spanje), ten laste van Nederland (het pensioenland) en dat zij voor dit recht op zorg ingevolge artikel 69 van de Zvw een bijdrage verschuldigd (buitenlandbijdrage) zijn.
2.
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank, voor zover van belang, de beroepen tegen de bestreden besluiten I en II ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat appellanten terecht als verdragsgerechtigden zijn aangemerkt en dat zij buitenlandbijdragen verschuldigd zijn. De rechtbank heeft onder verwijzing naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 14 oktober 2010 overwogen dat sociaal verzekerden op wie de regels van de Vo. 1408/71 van toepassing zijn, geen keuzerecht hebben. De gevolgen daarvan kunnen niet door hen teniet worden gedaan doordat zij ervoor kunnen kiezen zich eraan te onttrekken. Dat appellanten hun rechten niet wensen te effectueren omdat zij in Spanje een ziektekostenverzekering hebben afgesloten, leidt er niet toe dat zij niet onder het bereik van artikel 28 van de Vo. 1408/71 zouden vallen. Bij de toelichting van de berekeningsmethode van de buitenlandbijdrage is opgemerkt dat de methode van berekenen van de buitenlandbijdrage los staat van de omvang van het recht op verstrekkingen. Ten slotte is uiteengezet dat de woonlandfactor is ingevoerd om ervoor te zorgen dat de hoogte van de verschuldigde buitenlandbijdrage is afgestemd op het pakket van verstrekkingen zoals dat in het woonland ter beschikking staat. De woonlandfactor zorgt ervoor dat appellanten die in hun woonland minder uitgebreide pakketten aan verstrekkingen ter beschikking staan in verhouding tot verzekerden in Nederland een lagere buitenlandbijdrage verschuldigd zijn.
3.
Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op hetgeen namens appellanten is verklaard in hun hoger beroepschriften en op de zitting van de Raad, staat bij appellanten centraal dat zij niet verdragsgerechtigd en dus niet bijdrageplichtig zijn, omdat zij fiscaal resident zijn en op grond van de door hen in Spanje afgesloten particuliere ziektekostenverzekering al in Spanje verzekerd zijn. Omdat zij effectief geen gebruik willen maken van het hen op grond van artikel 28 van de Vo. 1408/71 toekomende recht op zorg in Spanje, ten laste van Nederland, hebben zij zich niet met een formulier E-121 ingeschreven bij de verzekeringsinstelling in hun woonplaats in Spanje.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat Cvz zich terecht en op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat appellanten verdragsgerechtigd zijn, dat zij recht hebben op zorg in Spanje, ten laste van Nederland en dat zij voor dit recht op zorg een buitenlandbijdrage verschuldigd zijn.
4.3.
Appellanten zijn verdragsgerechtigd nu zij AOW vanuit Nederland ontvangen. De artikelen 28 en 28bis van de Vo. 1408/71 zijn dwingend. De fiscale keuze van appellanten, noch de omstandigheid dat appellanten zich niet hebben ingeschreven bij het bevoegde orgaan van hun woonplaats, betekent niet dat zij niet verdragsgerechtigd en niet bijdrageplichtig zijn. Het niet ingeschreven zijn, waardoor sociaal verzekerden verstrekkingen in die staat niet effectief kunnen ontvangen, doet niet af aan het bestaan van het recht op die verstrekkingen en de bijdrageplicht. In artikel 69 van de Zvw is imperatief bepaald dat de buitenlandbijdrage is verschuldigd.
4.4.
Gelet op hetgeen onder 4.2 en 4.3 is overwogen, slaagt het hoger beroep niet en dienen de aangevallen uitspraken, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) M.P. Ketting
GdJ