ECLI:NL:CRVB:2013:2686

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
13-2763 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift door appellant met verstandelijke handicap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die lijdt aan een verstandelijke handicap, had een indicatie voor begeleiding op grond van de AWBZ. Hij had bezwaar gemaakt tegen de weigering van Agis Zorgverzekeringen N.V. om een persoonsgebonden budget (pgb) te verlenen, omdat hij niet tijdig verantwoording had afgelegd over de besteding van het pgb. De rechtbank had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend en er geen verschoonbare reden was voor deze termijnoverschrijding.

De appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn psychische problemen en verstandelijke handicap voldoende reden waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Hij kon echter geen medische verklaring overleggen die zijn stelling onderbouwde, omdat hij in de betreffende periode geen contact had met de buitenwereld. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn psychische toestand hem verhinderde om tijdig bezwaar in te dienen. De Raad concludeerde dat de appellant, ondanks de geboden begeleiding vanuit de AWBZ, niet had kunnen zorgen voor een tijdige indiening van het bezwaarschrift.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen adequaat te onderbouwen met bewijs.

Uitspraak

13/2763 AWBZ
Datum uitspraak: 4 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
16 april 2013, 12/3767 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Agis Zorgverzekeringen N.V. (Agis)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.M. Mauritz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Agis heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting van 23 oktober 2013 ter behandeling aan de orde gesteld, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 29 december 2011 heeft Agis de verlening van een persoonsgebonden budget (pgb) aan appellant met ingang van 1 januari 2012 geweigerd omdat hij niet heeft voldaan aan de verplichting om verantwoording af te leggen over de besteding van het pgb over de periode 13 februari 2010 tot en met 30 juni 2011.
1.2. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 12 april 2012, door Agis ontvangen op
19 april 2012, bezwaar gemaakt. Appellant heeft te kennen gegeven dat hij het bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend omdat hij één en ander niet begrijpt en omdat hij een tijdje psychisch in de war was.
1.3. Bij besluit van 25 juni 2012 (bestreden besluit) heeft Agis het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en een verschoonbare reden daarvoor ontbreekt.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is onder verwijzing naar artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat wat appellant heeft aangevoerd niet leidt tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld met medische verklaringen, dat zijn psychische klachten zo ernstig waren dat hij niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen dan wel te laten indienen.
3.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding in bezwaar niet verschoonbaar is. Vanwege psychische problemen heeft hij een indicatie op grond van de AWBZ. Hij kan geen medische verklaring overleggen van zijn psychische toestand aangezien hij in de betreffende periode geen contact had met de buitenwereld. Appellant meent dat zijn ziektebeeld (verstandelijke handicap) en de daarmee samenhangende beperkingen voldoende reden geeft om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Terecht en op goede gronden heeft de rechtbank in de door appellant aangevoerde omstandigheden geen aanleiding gezien om aan te nemen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De Raad voegt hieraan toe dat appellant in verband met zijn verstandelijke handicap een indicatie heeft voor begeleiding op grond van de AWBZ, onder meer omdat hij niet zelfstandig administratieve zaken kan afhandelen. Het valt dan ook niet in te zien waarom appellant niet, met hulp van de hem geboden begeleiding vanuit de AWBZ, had kunnen zorgen voor een tijdige indiening van het bezwaarschrift. De omstandigheid dat appellant, zoals hij stelt, geen medische verklaring kan overleggen van zijn psychische toestand in de hier aan de orde zijnde periode, kan er evenmin toe leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar wordt geacht. Het ligt op de weg van appellant om zijn stelling, dat hij in de aan de orde zijnde periode zodanig psychisch in de war was dat hij daardoor verhinderd was om tijdig bezwaar in te dienen, op enigerlei wijze te onderbouwen en daarmee aannemelijk te maken. Appellant is daar niet in geslaagd.
5.
Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) K.E. Haan

RH